Niederländisch
Detailübersetzungen für veroorloven (Niederländisch) ins Französisch
veroorloven:
-
veroorloven (permitteren)
permettre; consentir-
permettre Verb (permets, permet, permettons, permettez, permettent, permettais, permettait, permettions, permettiez, permettaient, permis, permit, permîmes, permîtes, permirent, permettrai, permettras, permettra, permettrons, permettrez, permettront)
-
consentir Verb (consens, consent, consentons, consentez, consentent, consentais, consentait, consentions, consentiez, consentaient, consentis, consentit, consentîmes, consentîtes, consentirent, consentirai, consentiras, consentira, consentirons, consentirez, consentiront)
-
Konjugationen für veroorloven:
o.t.t.
- veroorloof
- veroorlooft
- veroorlooft
- veroorloven
- veroorloven
- veroorloven
o.v.t.
- veroorloofde
- veroorloofde
- veroorloofde
- veroorloofden
- veroorloofden
- veroorloofden
v.t.t.
- heb veroorloofd
- hebt veroorloofd
- heeft veroorloofd
- hebben veroorloofd
- hebben veroorloofd
- hebben veroorloofd
v.v.t.
- had veroorloofd
- had veroorloofd
- had veroorloofd
- hadden veroorloofd
- hadden veroorloofd
- hadden veroorloofd
o.t.t.t.
- zal veroorloven
- zult veroorloven
- zal veroorloven
- zullen veroorloven
- zullen veroorloven
- zullen veroorloven
o.v.t.t.
- zou veroorloven
- zou veroorloven
- zou veroorloven
- zouden veroorloven
- zouden veroorloven
- zouden veroorloven
diversen
- veroorloof!
- veroorlooft!
- veroorloofd
- veroorlovend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für veroorloven:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
consentir | permitteren; veroorloven | akkoord gaan; akkoord gaan met; autoriseren; beamen; bevestigen; bijvallen; dulden; duren; fiatteren; gedogen; gelijk geven; getroosten; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; iets toekennen; instemmen; inwilligen; kloppen met; laten; moeite doen; onderschrijven; overeenkomen; overeenkomen met; overeenstemmen met; permitteren; rugsteunen; staven; steunen; stroken; stroken met; toebedelen; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemmen in; toestemming verlenen; toewijzen; tolereren; vergunnen; verlenen |
permettre | permitteren; veroorloven | autoriseren; dulden; duren; fiatteren; gedogen; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; gunst verlenen; horen; in staat stellen; inwilligen; laten; mogelijk maken; permitteren; te horen krijgen; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemmen in; toestemming verlenen; tolereren; vergunnen; verlenen; vernemen |