Niederländisch

Detailübersetzungen für opgewonden (Niederländisch) ins Spanisch

opgewonden:

opgewonden Adjektiv

  1. opgewonden (seksueel opgewonden; geil; hitsig; heet)
    caliente; entusiasmado; excitante; picante; emocionante; sensual

Übersetzung Matrix für opgewonden:

AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
caliente heet
OtherVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
caliente warm
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
caliente geil; heet; hitsig; opgewonden; seksueel opgewonden aangenaam; geagiteerd; levendig; plezierig; sfeervol; soppig; verhit
emocionante geil; heet; hitsig; opgewonden; seksueel opgewonden aangrijpend; emotioneel; hartbrekend; hartroerend; hartveroverend; hartverscheurend; ontroerend; roerend; spannende; zinderende
entusiasmado geil; heet; hitsig; opgewonden; seksueel opgewonden bevlogen; bezield; enthousiast; geestdriftig; gloedvol; hooggestemd
excitante geil; heet; hitsig; opgewonden; seksueel opgewonden opwindend; pikant; sexy
picante geil; heet; hitsig; opgewonden; seksueel opgewonden gedurfd; gekruid; gepeperd; gewaagd; hartig; heet; kruidig; opwindend; pikant; pittig; prikkend; scherp; scherp van smaak; sexy; smaak prikkelend; stekend; vlijmend; vlijmscherp
sensual geil; heet; hitsig; opgewonden; seksueel opgewonden benauwd; broeierig; pikant; sensorisch; sensueel; wellustig; wulps; zinlijk; zinnelijk; zinnenprikkelend; zintuiglijk; zwoel

Verwandte Wörter für "opgewonden":


Wiktionary Übersetzungen für opgewonden:


Cross Translation:
FromToVia
opgewonden entusiasmado; emocionado excited — having great enthusiasm
opgewonden jodontón; caliente; cachondo; arrecho horny — sexually aroused

opwinden:

opwinden Verb (wind op, windt op, wond op, wonden op, opgewonden)

  1. opwinden (prikkelen; opwekken; stimuleren)
  2. opwinden (opwikkelen; haspelen; op een haspel winden; opklossen)

Konjugationen für opwinden:

o.t.t.
  1. wind op
  2. windt op
  3. windt op
  4. winden op
  5. winden op
  6. winden op
o.v.t.
  1. wond op
  2. wond op
  3. wond op
  4. wonden op
  5. wonden op
  6. wonden op
v.t.t.
  1. heb opgewonden
  2. hebt opgewonden
  3. heeft opgewonden
  4. hebben opgewonden
  5. hebben opgewonden
  6. hebben opgewonden
v.v.t.
  1. had opgewonden
  2. had opgewonden
  3. had opgewonden
  4. hadden opgewonden
  5. hadden opgewonden
  6. hadden opgewonden
o.t.t.t.
  1. zal opwinden
  2. zult opwinden
  3. zal opwinden
  4. zullen opwinden
  5. zullen opwinden
  6. zullen opwinden
o.v.t.t.
  1. zou opwinden
  2. zou opwinden
  3. zou opwinden
  4. zouden opwinden
  5. zouden opwinden
  6. zouden opwinden
en verder
  1. ben opgewonden
  2. bent opgewonden
  3. is opgewonden
  4. zijn opgewonden
  5. zijn opgewonden
  6. zijn opgewonden
diversen
  1. wind op!
  2. windt op!
  3. opgewonden
  4. opwindend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für opwinden:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
estimular aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; instigeren; opwekken; prikkel; stimuleren; toejuichen
incitar aanslingeren; aanzwengelen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
enrollar haspelen; op een haspel winden; opklossen; opwikkelen; opwinden hoger draaien; in elkaar rollen; ineenrollen; omhoogdraaien; opdraaien; zich omdraaien
estimular opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren aandrijven; aanjagen; aanleiding geven tot; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; animeren; bemoedigen; bezielen; iemand motiveren; instigeren; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; opkrikken; oppoken; opporren; opruien; opstoken; opwekken; poken; porren; prikkelen; provoceren; stimuleren; toejuichen; toemoedigen; uitdagen; uitlokken; vooruitschoppen
excitar opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren aanmoedigen; aanroeren; aansporen; aanstippen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; activeren; animeren; bezielen; even aanraken; instigeren; ontlokken; opfokken; ophitsen; opjutten; opleven; oppeppen; opruien; opstoken; opvrijen; opwekken; opzwepen; poken; provoceren; reanimeren; sterk prikkelen; stimuleren; tot leven wekken; verlevendigen
incitar opwekken; opwinden; prikkelen; stimuleren aanblazen; aandrijven; aanjagen; aanleiding geven tot; aanmoedigen; aanpoten; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; animeren; bemoedigen; haast maken; haasten; iemand motiveren; iemand opstoken; iets aanstoken; ijlen; instigeren; jagen; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; opkrikken; oppoken; opporren; opruien; opstoken; opwekken; opzetten; overhaasten; poken; porren; prikkelen; provoceren; spoeden; stimuleren; stoken; toemoedigen; uitdagen; uitlokken; voortmaken; zich spoeden
rebobinar haspelen; op een haspel winden; opklossen; opwikkelen; opwinden terugspoelen; zich omdraaien

Antonyme für "opwinden":


Verwandte Definitionen für "opwinden":

  1. de veer opnieuw spannen1
    • heb je de klok opgewonden?1
  2. er een bol of kluwen van maken1
    • wil je me helpen deze wol op te winden?1
  3. hem een spannend gevoel bezorgen1
    • de foto's wonden hem erg op1
  4. je er erg druk om maken1
    • je moet je niet zo opwinden, dat is niet goed voor je1

Wiktionary Übersetzungen für opwinden:

opwinden
verb
  1. draaiend onder spanning zetten
  2. in staat van agitatie brengen

Cross Translation:
FromToVia
opwinden excitar arouse — to sexually stimulate
opwinden cachondear; estimular; excitar; calentar heat — to arouse, to excite (sexually)
opwinden emocionar; excitar; entusiasmar thrill — suddenly excite someone, or to give someone great pleasure; to electrify
opwinden perturbar; sacudir agiter — Traductions à trier suivant le sens
opwinden vendar bander — (familier, fr) Occitanie|fr exaspérer, gonfler.
opwinden debatir débattrediscuter entre plusieurs personnes dont chacune exposer ses arguments.
opwinden excitar exciter — Engager, porter à.
opwinden excitar hérisserdresser ses cheveux, ses poils, ses plumes, en parlant de l’homme et des animaux.
opwinden dar cuerda remonter — Traductions à trier suivant le sens
opwinden apretar serrer — Renfermer, ranger, mettre en lieu sûr, à l’abri. (Sens général).
opwinden tender; tensar tendreétirer un fil, une corde, une surface; tirer une corde par plusieurs côtés pour la rendre raide ; étirer une peau.
opwinden agitar; perturbar troublerrendre trouble.
opwinden conmover; emocionar; agitar; perturbar émouvoirprovoquer une émotion.

Verwandte Übersetzungen für opgewonden