Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. ontmantelen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für ontmantelen (Niederländisch) ins Spanisch

ontmantelen:

ontmantelen Verb (ontmantel, ontmantelt, ontmantelde, ontmantelden, ontmanteld)

  1. ontmantelen (demonteren; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen; onttakelen)

Konjugationen für ontmantelen:

o.t.t.
  1. ontmantel
  2. ontmantelt
  3. ontmantelt
  4. ontmantelen
  5. ontmantelen
  6. ontmantelen
o.v.t.
  1. ontmantelde
  2. ontmantelde
  3. ontmantelde
  4. ontmantelden
  5. ontmantelden
  6. ontmantelden
v.t.t.
  1. heb ontmanteld
  2. hebt ontmanteld
  3. heeft ontmanteld
  4. hebben ontmanteld
  5. hebben ontmanteld
  6. hebben ontmanteld
v.v.t.
  1. had ontmanteld
  2. had ontmanteld
  3. had ontmanteld
  4. hadden ontmanteld
  5. hadden ontmanteld
  6. hadden ontmanteld
o.t.t.t.
  1. zal ontmantelen
  2. zult ontmantelen
  3. zal ontmantelen
  4. zullen ontmantelen
  5. zullen ontmantelen
  6. zullen ontmantelen
o.v.t.t.
  1. zou ontmantelen
  2. zou ontmantelen
  3. zou ontmantelen
  4. zouden ontmantelen
  5. zouden ontmantelen
  6. zouden ontmantelen
en verder
  1. ben ontmanteld
  2. bent ontmanteld
  3. is ontmanteld
  4. zijn ontmanteld
  5. zijn ontmanteld
  6. zijn ontmanteld
diversen
  1. ontmantel!
  2. ontmantelt!
  3. ontmanteld
  4. ontmantelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für ontmantelen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
despachar afgeven; afleveren; aflevering
extirpar afzetten; amputatie; amputeren; verwijderen; wegnemen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
cambiar la fecha demonteren; ontmantelen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen disloqueren; roeren; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten
desarmar demonteren; ontmantelen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen kraken; losbreken; onschadelijk maken; openbreken; pacificeren
desmantelar demonteren; ontmantelen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen
desmontar demonteren; ontmantelen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen afgraven; afklimmen; afstijgen; kraken; losbreken; omlaagklauteren; ontkoppelen; ontrafelen; ontwarren; openbreken; scheiden; splitsen; uit de war halen; uit elkaar halen; uiteenhalen
despachar demonteren; ontmantelen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen behandelen; beroeren; bewegen; herstellen; iets afhandelen; iets verplaatsen; in beweging brengen; in orde brengen; in orde maken; ontheffen; ontslaan; uitklaren; uitsturen; verhuizen; verkassen; verleggen; verzenden; wegsturen; wegzenden
desplazar demonteren; ontmantelen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen disloqueren; een spier verrekken; iets verplaatsen; roeren; schuiven; verleggen; verplaatsen; verrijden; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten; voortbewegen
expulsar demonteren; ontmantelen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen afnemen; afzonderen; bannen; bezweren; deporteren; ecarteren; lichten; ontheffen; ontslaan; opsturen; posten; sturen; toezenden; uitbannen; uitdrijven; uitstoten; uitsturen; uitwerpen; uitwijzen; uitzetten; verbannen; verdrijven; verjagen; verplaatsen; vervreemden; verwijderen; verzenden; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegjagen; wegnemen; wegsturen; wegwerken; wegzenden
extirpar demonteren; ontmantelen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen afnemen; afzonderen; ecarteren; lichten; uitnemen; uitroeien; verdelgen; verplaatsen; vervreemden; verwijderen; wegbrengen; wegdoen; weghalen; wegnemen; wegvagen; wegwerken
mudarse demonteren; ontmantelen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen verhuizen
trasladar demonteren; ontmantelen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen brengen; disloqueren; iets transporteren; langs brengen; meebrengen; overhevelen; overtappen; overzetten; roeren; transponeren; verleggen; verplaatsen; verrijden; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten; wegleiden; wegvoeren
trasladarse demonteren; ontmantelen; onttakelen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen

Wiktionary Übersetzungen für ontmantelen:

ontmantelen
verb
  1. een geheel dusdanig in delen uiteennemen dat het niet meer als geheel fuctioneert

Cross Translation:
FromToVia
ontmantelen desactivar defuse — to remove the fuse from a bomb
ontmantelen desmantelar dismantle — take apart