Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. nadeel berokkenen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für nadeel berokkenen (Niederländisch) ins Spanisch

nadeel berokkenen:

nadeel berokkenen Verb (berokken nadeel, berokkent nadeel, berokkende nadeel, berokkenden nadeel, nadeel berokkend)

  1. nadeel berokkenen (benadelen)

Konjugationen für nadeel berokkenen:

o.t.t.
  1. berokken nadeel
  2. berokkent nadeel
  3. berokkent nadeel
  4. berokkenen nadeel
  5. berokkenen nadeel
  6. berokkenen nadeel
o.v.t.
  1. berokkende nadeel
  2. berokkende nadeel
  3. berokkende nadeel
  4. berokkenden nadeel
  5. berokkenden nadeel
  6. berokkenden nadeel
v.t.t.
  1. heb nadeel berokkend
  2. hebt nadeel berokkend
  3. heeft nadeel berokkend
  4. hebben nadeel berokkend
  5. hebben nadeel berokkend
  6. hebben nadeel berokkend
v.v.t.
  1. had nadeel berokkend
  2. had nadeel berokkend
  3. had nadeel berokkend
  4. hadden nadeel berokkend
  5. hadden nadeel berokkend
  6. hadden nadeel berokkend
o.t.t.t.
  1. zal nadeel berokkenen
  2. zult nadeel berokkenen
  3. zal nadeel berokkenen
  4. zullen nadeel berokkenen
  5. zullen nadeel berokkenen
  6. zullen nadeel berokkenen
o.v.t.t.
  1. zou nadeel berokkenen
  2. zou nadeel berokkenen
  3. zou nadeel berokkenen
  4. zouden nadeel berokkenen
  5. zouden nadeel berokkenen
  6. zouden nadeel berokkenen
diversen
  1. berokken nadeel!
  2. berokkent nadeel!
  3. nadeel berokkend
  4. nadeel berokkenend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für nadeel berokkenen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
dañar beschadigen; kwetsen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
dañar benadelen; nadeel berokkenen aantasten; aanvreten; afbreuk doen aan; bederven; belasteren; benadelen; beschadigen; bezeren; bezoedelen; blesseren; deren; eer door het slijk halen; grieven; in elkaar slaan; kapotmaken; krenken; kwaad doen; kwaadspreken; kwetsen; lasteren; moeren; mollen; nadelig zijn; pijn doen; schaden; smaden; toetakelen; verwonden; zeer doen
hacer daño benadelen; nadeel berokkenen aandoen; aantasten; aanvreten; bederven; benadelen; beschadigen; deren; duperen; kwaad doen; leed berokkenen; nadeel toebrengen; nadelig zijn; pijn bezorgen; pijn doen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; verwonden; zeer doen; zich bezeren; zich pijn doen; zich verwonden
lastimar benadelen; nadeel berokkenen aantasten; aanvreten; bederven; belasteren; benadelen; beschadigen; bezeren; bezoedelen; blesseren; deren; duperen; eer door het slijk halen; krenken; kwaadspreken; kwetsen; lasteren; nadeel toebrengen; pijn bezorgen; pijn doen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; smaden; verwonden; zeer doen
ofender benadelen; nadeel berokkenen belasteren; benadelen; deren; duperen; grieven; krenken; kwaad doen; kwaadspreken; kwetsen; lasteren; misdrijven; nadeel toebrengen; pijn doen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; smaden; zeer doen
perjudicar benadelen; nadeel berokkenen aantasten; aanvreten; afbreuk doen aan; bederven; belasteren; benadelen; beschadigen; bezeren; bezoedelen; blesseren; deren; duperen; eer door het slijk halen; grieven; krenken; kwaad doen; kwaadspreken; kwetsen; lasteren; nadeel toebrengen; nadelig zijn; pijn doen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; smaden; verwonden; zeer doen

Verwandte Übersetzungen für nadeel berokkenen