Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. bruikbaar:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für bruikbaar (Niederländisch) ins Spanisch

bruikbaar:

bruikbaar Adjektiv

  1. bruikbaar (praktisch; nuttig; voordelig)
    fructífero; rentable; lucrativo; fértil; fecundo
  2. bruikbaar (nuttig; inzetbaar; handig; werkbaar)
    útil; utilizable; servible

Übersetzung Matrix für bruikbaar:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
fecundo bruikbaar; nuttig; praktisch; voordelig
fructífero bruikbaar; nuttig; praktisch; voordelig vruchtdragend
fértil bruikbaar; nuttig; praktisch; voordelig corpulent; dik; gezet; lijvig; zwaarlijvig
lucrativo bruikbaar; nuttig; praktisch; voordelig corpulent; de moeite waard; dik; gezet; lijvig; lonend; lucratief; produktief; profijtelijk; rendabel; voordelig; vruchtbaar; winstgevend; zwaarlijvig
rentable bruikbaar; nuttig; praktisch; voordelig de moeite waard; lonend; lucratief; produktief; profijtelijk; rendabel; voordelig; vruchtbaar; winstgevend
servible bruikbaar; handig; inzetbaar; nuttig; werkbaar bruikbare
utilizable bruikbaar; handig; inzetbaar; nuttig; werkbaar bruikbare; operationeel
útil bruikbaar; handig; inzetbaar; nuttig; werkbaar bruikbare; handig; nuttig

Verwandte Wörter für "bruikbaar":


Wiktionary Übersetzungen für bruikbaar:


Cross Translation:
FromToVia
bruikbaar útil useful — having a practical or beneficial use
bruikbaar acomodado; adecuado; útil; utilizable; oportuno; cómodo; conveniente; decente convenable — Qui est approprier, qui convient à quelqu’un ou à quelque chose.
bruikbaar acomodado; adecuado; útil; utilizable propice — Qui est favorable, en parlant de divinité, toute puissance, ou autorité dont nous pouvoir dépendre.