Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. afspelen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für afspelen (Niederländisch) ins Spanisch

afspelen:

afspelen Verb (speel af, speelt af, speelde af, speelden af, afgespeeld)

  1. afspelen
    poner
  2. afspelen
  3. afspelen
    la reproducción

Konjugationen für afspelen:

o.t.t.
  1. speel af
  2. speelt af
  3. speelt af
  4. spelen af
  5. spelen af
  6. spelen af
o.v.t.
  1. speelde af
  2. speelde af
  3. speelde af
  4. speelden af
  5. speelden af
  6. speelden af
v.t.t.
  1. heb afgespeeld
  2. hebt afgespeeld
  3. heeft afgespeeld
  4. hebben afgespeeld
  5. hebben afgespeeld
  6. hebben afgespeeld
v.v.t.
  1. had afgespeeld
  2. had afgespeeld
  3. had afgespeeld
  4. hadden afgespeeld
  5. hadden afgespeeld
  6. hadden afgespeeld
o.t.t.t.
  1. zal afspelen
  2. zult afspelen
  3. zal afspelen
  4. zullen afspelen
  5. zullen afspelen
  6. zullen afspelen
o.v.t.t.
  1. zou afspelen
  2. zou afspelen
  3. zou afspelen
  4. zouden afspelen
  5. zouden afspelen
  6. zouden afspelen
diversen
  1. speel af!
  2. speelt af!
  3. afgespeeld
  4. afspelende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für afspelen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
reproducción afspelen falsificatie; imitatie; nabootsing; namaak; nep; verdubbeling; vervalsing
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
poner afspelen aanbieden; aandoen; aandraaien; aangrijpen; aanwenden; arrangeren; benutten; bijzetten; deponeren; doen in; exposeren; gebruik maken van; gebruiken; iets neerleggen; iets op touw zetten; inbrengen; indoen; inleggen; inschakelen; instoppen; invoegen; laten zien; leggen; neerleggen; neerzetten; offreren; onderuit halen; plaats toekennen; plaatsen; presenteren; regelen; stationeren; tentoonstellen; toepassen; tonen; tussenleggen; vertonen; voorleggen; wegleggen; zetten
reproducir afspelen beschrijven; fotokopiëren; overzetten; reproduceren; translateren; vermenigvuldigen; vertalen; vertolken; verveelvoudigen; weergeven

Wiktionary Übersetzungen für afspelen:

afspelen
verb
  1. afdraaien
  2. tot het einde toe spelen
  3. iets door veelvuldig bespelen bederven en onbruikbaar maken
  4. zich ~: gebeuren

Cross Translation:
FromToVia
afspelen reproducir play — use a device to hear (a recording)

Verwandte Übersetzungen für afspelen