Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. afslijpen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für afslijpen (Niederländisch) ins Spanisch

afslijpen:

afslijpen Verb (slijp af, slijpt af, sleep af, slepen af, afgeslepen)

  1. afslijpen (erafslijpen)
    afilar
  2. afslijpen (erafslijpen)

Konjugationen für afslijpen:

o.t.t.
  1. slijp af
  2. slijpt af
  3. slijpt af
  4. slijpen af
  5. slijpen af
  6. slijpen af
o.v.t.
  1. sleep af
  2. sleep af
  3. sleep af
  4. slepen af
  5. slepen af
  6. slepen af
v.t.t.
  1. heb afgeslepen
  2. hebt afgeslepen
  3. heeft afgeslepen
  4. hebben afgeslepen
  5. hebben afgeslepen
  6. hebben afgeslepen
v.v.t.
  1. had afgeslepen
  2. had afgeslepen
  3. had afgeslepen
  4. hadden afgeslepen
  5. hadden afgeslepen
  6. hadden afgeslepen
o.t.t.t.
  1. zal afslijpen
  2. zult afslijpen
  3. zal afslijpen
  4. zullen afslijpen
  5. zullen afslijpen
  6. zullen afslijpen
o.v.t.t.
  1. zou afslijpen
  2. zou afslijpen
  3. zou afslijpen
  4. zouden afslijpen
  5. zouden afslijpen
  6. zouden afslijpen
diversen
  1. slijp af!
  2. slijpt af!
  3. afgeslepen
  4. afslijpende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für afslijpen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
afilar slijpen; wegslijpen
quitar afilando slijpen; wegslijpen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
afilar afslijpen; erafslijpen aandoen; aanmaken; aanslijpen; aanzetten; inschakelen; motiveren; scherpen; slijpen; spitsen; starten; wetten
quitar afilando afslijpen; erafslijpen