Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. oplappen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für oplappen (Niederländisch) ins Spanisch

oplappen:

oplappen Verb (lap op, lapt op, lapte op, lapten op, opgelapt)

  1. oplappen (opkalefateren; opknappen; opvijzelen)

Konjugationen für oplappen:

o.t.t.
  1. lap op
  2. lapt op
  3. lapt op
  4. lappen op
  5. lappen op
  6. lappen op
o.v.t.
  1. lapte op
  2. lapte op
  3. lapte op
  4. lapten op
  5. lapten op
  6. lapten op
v.t.t.
  1. heb opgelapt
  2. hebt opgelapt
  3. heeft opgelapt
  4. hebben opgelapt
  5. hebben opgelapt
  6. hebben opgelapt
v.v.t.
  1. had opgelapt
  2. had opgelapt
  3. had opgelapt
  4. hadden opgelapt
  5. hadden opgelapt
  6. hadden opgelapt
o.t.t.t.
  1. zal oplappen
  2. zult oplappen
  3. zal oplappen
  4. zullen oplappen
  5. zullen oplappen
  6. zullen oplappen
o.v.t.t.
  1. zou oplappen
  2. zou oplappen
  3. zou oplappen
  4. zouden oplappen
  5. zouden oplappen
  6. zouden oplappen
en verder
  1. ben opgelapt
  2. bent opgelapt
  3. is opgelapt
  4. zijn opgelapt
  5. zijn opgelapt
  6. zijn opgelapt
diversen
  1. lap op!
  2. lapt op!
  3. opgelapt
  4. oplappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

oplappen [znw.] Nomen

  1. oplappen (dokteren)

Übersetzung Matrix für oplappen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
animar aanmoedigen; aansporen; aanvuren; aanzetten; prikkel; stimuleren; toejuichen
ejercer la medicina dokteren; oplappen
mejorar verbeteren
practicar la medicina dokteren; oplappen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
animar opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen aanblazen; aandrijven; aanjagen; aanleiding geven tot; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanvuren; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; activeren; animeren; bemoedigen; bezielen; blij maken; doen opvlammen; een inspirerende werking hebben; fleurig maken; iemand motiveren; iemand opstoken; inspireren; instigeren; motiveren; opbeuren; opfleuren; opfokken; ophitsen; opjutten; opkrikken; opleven; opmonteren; oppeppen; opruien; opstoken; opvrolijken; opwekken; opzetten; poken; porren; prikkelen; provoceren; reanimeren; stimuleren; toejuichen; toemoedigen; tot leven wekken; uitdagen; uitlokken; verkwikken; verlevendigen; vrolijker worden
apañar opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen dokteren
apuntalar opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen aandrijven; aansporen; dragen; met palen stutten; motiveren; ondersteunen; opkrikken; opwekken; prikkelen; schoren; schragen; steunen; stimuleren; stutten
aviar opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen
mejorar opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen beter worden; beteren; bijwerken; corrigeren; goed gaan; goedmaken; herstellen; herzien; het goed maken; leven beteren; opknappen; progressie maken; renoveren; repareren; restaureren; verbeteren; veredelen; verfijnen; vooruitbrengen; vooruitgang boeken
practicar la medicina dokteren
reforzar opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen bepantseren; bezwaren; gewicht toevoegen; harnassen; sterken; sterker worden; versterken; verzwaren; zwaarder maken
remendar opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen afwisselen; fiksen; goedmaken; herstellen; herzien; in het leven roepen; klusje opknappen; klussen; maken; opknappen; rechtzetten; renoveren; repareren; restaureren; scheppen; tot stand brengen; veranderen; verstellen; verwisselen; voor elkaar krijgen; wijzigen

Wiktionary Übersetzungen für oplappen:


Cross Translation:
FromToVia
oplappen remendar rapiécermettre des pièces à du linge, à des habits, à des meubles.