Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. blakeren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für blaker (Niederländisch) ins Spanisch

blakeren:

blakeren Verb (blaker, blakert, blakerde, blakerden, geblakerd)

  1. blakeren (verzengen; branden; verschroeien; zengen)

Konjugationen für blakeren:

o.t.t.
  1. blaker
  2. blakert
  3. blakert
  4. blakeren
  5. blakeren
  6. blakeren
o.v.t.
  1. blakerde
  2. blakerde
  3. blakerde
  4. blakerden
  5. blakerden
  6. blakerden
v.t.t.
  1. heb geblakerd
  2. hebt geblakerd
  3. heeft geblakerd
  4. hebben geblakerd
  5. hebben geblakerd
  6. hebben geblakerd
v.v.t.
  1. had geblakerd
  2. had geblakerd
  3. had geblakerd
  4. hadden geblakerd
  5. hadden geblakerd
  6. hadden geblakerd
o.t.t.t.
  1. zal blakeren
  2. zult blakeren
  3. zal blakeren
  4. zullen blakeren
  5. zullen blakeren
  6. zullen blakeren
o.v.t.t.
  1. zou blakeren
  2. zou blakeren
  3. zou blakeren
  4. zouden blakeren
  5. zouden blakeren
  6. zouden blakeren
diversen
  1. blaker!
  2. blakert!
  3. geblakerd
  4. blakerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für blakeren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
arder branden
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
arder blakeren; branden; verschroeien; verzengen; zengen blozen; gloeien; kleuren; laaien; rood worden; vlammen; vlammen uitslaan
calcinar blakeren; branden; verschroeien; verzengen; zengen


Wiktionary Übersetzungen für blaker:

blaker
noun
  1. lage kandelaar met brede, platte voet en een handvat

Computerübersetzung von Drittern: