Niederländisch

Detailübersetzungen für zwak (Niederländisch) ins Spanisch

zwak:

zwak Adjektiv

  1. zwak (bleekjes; ziekelijk; wee; )
    cansado; algo mareado; poco resistente; flojo; blando; enfermizo; en baja forma; pálido; escaso; lacio; frágil; fláccido; achacoso; sin fuerza
  2. zwak (kwetsbaar; breekbaar; fragiel; broos; teer)
  3. zwak (niet al te best; matig; middelmatig; )
    mediocre; mezquino; pasable; regular; mediano; moderado; modesto; módico
  4. zwak (inferieur; minderwaardig; slecht; )
  5. zwak (krakkemikkig; wankel; gammel)
  6. zwak (week)
    de puta madre; duro; enormemente; terriblemente; flojo; malo; horroroso; áspero; transpirado; triste; terrible; atroz; radical; tremendamente; horrendo; grave; crudo; bárbaro; deplorable; blando; tremendo; horrible; extremo; excesivo; sudoroso; escalofriante; lastimero; mollicio; lamentable; espantoso; enorme
  7. zwak (flauwtjes; flauw; zwakjes)
    desabrido; enfermizo; débil
  8. zwak (teer; delicaat; kwetsbaar; )
    delicado; frágil
  9. zwak (slap)
    débil; delicado

Übersetzung Matrix für zwak:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bajo bas; contrabas; zandbank; zandplaat; zandschol
bárbaro barbaar; bruut; onmens; woesteling; wreedaard
extremo buitenspeler; eindpunt; grens; lagereind; licht bier; limiet; pils; rand; speler buitenshuis; uiteinde; uiterste; ultra; zoom
inferior inferieur; mindere; ondergeschikte
malo gemenerik
malvado achterbaks persoon; bandiet; boosdoener; booswicht; gemenerik; onverlaat; slechtaard; snoodaard
radical radicaal
regular afstellen; afstemmen; inregelen; instellen; regelen
tembleque bibberatie; bibberen; rillen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
regular afdoen; afhandelen; afstellen; afstemmen; beslechten; bijstellen; regelen; reguleren; twist uit de weg ruimen; zich voegen
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
- slap; teer
Not SpecifiedVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
extremo eindpunt
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
achacoso bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak pathologisch; spuugmisselijk; spuugzat; ziekelijk
algo mareado bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak
atroz week; zwak afgrijselijk; afschuwelijk; barbaars; beestachtig; bruut; dierlijk; gruwelijk; inhumaan; monsterlijk; moorddadig; moordzuchtig; onmenselijk; verschrikkelijk; vreselijk; wreed
bajo arm; inferieur; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; slecht; tweederangs; zwak achterbaks; arm; armetierig; banaal; berooid; boefachtig; boosaardig; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; grof; in het geniep; klein; laag; laag-bij-de-grond; laaghangend; laaghartig; leep; listig; lomp; niet boven; niet hoog; onder; ondermaats; onedel; ordinair; plat; platvloers; ploertig; pover; schunnig; schurkachtig; slinks; sluw; snood; stiekem; triviaal; uitgekookt; vals; van geringe afmeting; vulgair; vunzig
blando bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; week; ziekelijk; zwak aangelengd; clement; futloos; goedhartig; krukkig; laks; lamlendig; lusteloos; mak; mals; mat; mild; murw; onbeholpen; onhandig; schutterig; slap; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; verdund; welwillend; zacht; zachtaardig
bárbaro week; zwak barbaars; beestachtig; bruut; godgeklaagd; hemeltergend; inhumaan; monsterlijk; onmenselijk; ontzettend; schandalig; schandelijk; ten hemel schreiend; verfoeilijk; verschrikkelijk; vreselijk; wreed; zeer ergerlijk
cansado bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak afgemat; beu; dodelijk vermoeid; doodmoe; doodop; hondsmoe; op; uitgeteld
cochambroso gammel; krakkemikkig; wankel; zwak beverig; met vuil bemorst; morsig; ranzig; slonzig; slordig; smeerachtig; smerig; vies; viezig; voddig; vuil; vunzig
crudo week; zwak barbaars; beestachtig; bruut; direct; inhumaan; meedogenloos; monsterlijk; ongekookt; ongepast; ongezouten; onkies; onmenselijk; onvertogen; rauw; verkeerd; wreed
crujiente breekbaar; broos; fragiel; kwetsbaar; teer; zwak knappend
de mala calidad arm; inferieur; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; slecht; tweederangs; zwak gebrekkig; ondeugdelijk; waardeloos
de menor calibre arm; inferieur; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; slecht; tweederangs; zwak dor; schraal
de poco calibre arm; inferieur; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; slecht; tweederangs; zwak dor; schraal
de puta madre week; zwak gaaf; mieters; schitterend; schromelijk; tof
de segunda arm; inferieur; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; slecht; tweederangs; zwak
deficiente arm; inferieur; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; slecht; tweederangs; zwak deficiënt; dor; gebrekkig; incompleet; ondeugdelijk; onvolledig; onvolwaardig; schraal; waardeloos
delicado breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; gammel; iel; krakkemikkig; kwetsbaar; slap; teder; teer; tenger; wankel; zwak angstig voor pijn; benard; benauwd; delicaat; dun; elegant; ernstig; fijn; fijn van smaak; fijnbesnaard; fijngebouwd; fijngevoelig; fijntjes; fijnzinnig; gracieus; hachelijk; kleinzerig; kritiek; kwetsbaar; lastig; lastige; lichtgebouwd; netelig; onprettig; penibel; precair; rank; sierlijk; slank; subtiel; teer; teerbesnaard; teergevoelig; tenger; verfijnd; zorgelijk; zorgwekkend
deplorable week; zwak armzalig; bar; bedonderd; bedrukt; beklagenswaardig; belazerd; beroerd; betreurenswaardig; deerlijk; deerniswekkend; deplorabel; diep ongelukkig; ellendig; ellendige; erbarmelijk; erg; ernstig; gedrukt; godgeklaagd; grauw; hemeltergend; jammer; jammerlijk; karig; kwalijk; lamlendig; mager; meelijwekkend; miserabel; mismoedig; mistroostig; moedeloos; neerslachtig; onbevredigend; onfortuinlijk; ongelukkig; ontoereikend; onvoldoende; pover; rampzalig; rouwig; schamel; schraal; sneu; somber; spijtig; stakkerig; teleurstellend; ten hemel schreiend; teneergeslagen; terneergeslagen; treurig; triest; troosteloos; van bedenkelijke aard; verdrietig; vreugdeloos; zeer ergerlijk; zielig
derrengado gammel; krakkemikkig; wankel; zwak gebroken; geradbraakt
desabrido flauw; flauwtjes; zwak; zwakjes akelig; beklagend; bits; bokkig; brommerig; chagrijnig; eentonig; eigenwijs; eigenzinnig; eng; gemelijk; griezelig; hardhoofdig; humeurig; kattig; kil; knorrig; koppig; korzelig; koud en vochtig; monotoon; mopperig; negatief; nors; nurks; onappetijtelijk; onprettig; onsmakelijk; onwillig; pinnig; saai; sikkeneurig; sinister; slaapverwekkend; slecht gehumeurd; spinnig; stuurs; tegendraads; walgelijk; weerbarstig; weerspannig; wrevelig; zeurderig
destartalado gammel; krakkemikkig; wankel; zwak krakkemikkige
desvencijado gammel; krakkemikkig; wankel; zwak aftands; krakkemikkige
duro week; zwak agressief; direct; doordringend; eigenwijs; eigenzinnig; emotieloos; genadeloos; gevoelloos; gewelddadig; hard; hardhandig; hardhoofdig; hardop; hardvochtig; harteloos; indringend; lastig; liefdeloos; luid; meedogenloos; moeilijk; niet makkelijk; onbarmhartig; onbuigzaam; ongemakkelijk; ongenadig; ongevoelig; ongezouten; onverzettelijk; onzacht; ruw; schel klinkend; scherp; stijfjes; stijfkoppig; stug; taai; volhoudend; zielloos; zwaar
débil breekbaar; broos; flauw; flauwtjes; fragiel; gammel; krakkemikkig; kwetsbaar; slap; teer; wankel; zwak; zwakjes arm; armetierig; berooid; bleek; flauw; flets; gebrekkig; hulpvragend; hulpzoekend; knullig; krukkig; kwetsbaar; machteloos; onbeholpen; onhandig; onmachtig; pover; schutterig; slap; slapjes; slungelig; steunzoekend; stumperig; stuntelig; sukkelig; teer; verschoten; wrak
débilmente gammel; krakkemikkig; wankel; zwak
en baja forma bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak gebrekkig; knullig; krukkig; onbeholpen; onhandig; schutterig; slap; slapjes; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig
enfermizo bleekjes; flauw; flauwtjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak; zwakjes bleek; flauw; flets; krukkig; onbeholpen; ongezond; onhandig; pathologisch; schutterig; slungelig; spuugmisselijk; spuugzat; stumperig; stuntelig; sukkelend; sukkelig; verschoten; ziekelijk; ziekjes
enorme week; zwak aanmerkelijk; aanzienlijk; angstwekkend; beduidend; behoorlijk; buiten proportie; enorm; enorm groot; enorme; fantastisch; flink; formidabel; fors; geducht; geweldig; gigantisch; groot; groots; grootschalig; heel erg; heel groot; immens; in hoge mate; in zeer hoge mate; kolossaal; onmetelijk; onnoembaar; onoverzienbaar; ontiegelijk; ontzaglijk; ontzettend groot; prachtig; reusachtig; reuze; schromelijk; vervaarlijk; vreeswekkend; weids; zeer groot
enormemente week; zwak aanmerkelijk; aanzienlijk; beduidend; behoorlijk; buiten proportie; enorm; flink; fors; groot; groots; grootschalig; heel erg; in zeer hoge mate; ontiegelijk; reuze; schromelijk; zielsveel
escalofriante week; zwak afgrijselijk; afschuwelijk; akelig; angstaanjagend; barbaars; beangstigend; beestachtig; bruut; eng; gevaarlijk; griezelig; gruwelijk; huiveringwekkend; ijselijk; ijzingwekkend; inhumaan; monsterlijk; onmenselijk; ontzettend; schemerig; schimmig; schrikaanjagend; schrikbarend; schrikwekkend; schromelijk; sinister; verschrikkelijk; vreselijk; wreed
escaso bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak arm; armetierig; berooid; droog; dun; geen vet op de botten hebbende; iel; in geringe mate; klein; luttel; mager; nabije; pover; schaars; schraal; schriel; weinig; zeldzaam
espantoso week; zwak afgrijselijk; afschrikwekkend; afschuwelijk; afschuwwekkend; akelig; angstwekkend; barbaars; beestachtig; bruut; eng; geducht; griezelig; gruwelijk; ijzingwekkend; inhumaan; monsterlijk; onmenselijk; ontzettend; schrikaanjagend; schrikbarend; schrikwekkend; sinister; verschrikkelijk; vervaarlijk; vreeswekkend; vreselijk; wreed
excesivo week; zwak bovenmate; bovenmatig; buitengemeen; buitensporig; enorm; extravagant; extreem; mateloos; ontiegelijk; overdadig; overdreven; overmatig; overspannen; overwerkt; schandalig; schandelijk; schromelijk; tomeloos; uitermate; verfoeilijk; verregaand
exiguo arm; inferieur; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; slecht; tweederangs; zwak bekaaid; dor; droog; dun; er bekaaid afkomen; geen vet op de botten hebbende; gierig; iel; inhalig; krenterig; luttel; mager; pover; schamel; schraal; schraperig; schriel; vrekkig; weinig
extremo week; zwak bijzonder; bovenmatig; buitengemeen; buitengewoon; buitensporig; enorm; excessief; extravagant; extreem; godgeklaagd; heel erg; hemeltergend; hogelijk; mateloos; ontiegelijk; overmatig; schandalig; schandelijk; schromelijk; ten hemel schreiend; ten zeerste; tomeloos; uitermate; uiterst; ultra; verfoeilijk; zeer; zeer ergerlijk; zeerste
flojo bleekjes; breekbaar; broos; fragiel; gammel; krakkemikkig; kwetsbaar; pips; slap; slapjes; teer; wankel; wee; week; ziekelijk; zwak beroerd; bleek; deplorabel; dun; ellendig; energieloos; flauw; flauwtjes; flets; futloos; geen vet op de botten hebbende; iel; krukkig; lamlendig; landerig; lijzig; log; loom; lusteloos; mager; mals; mat; meelijwekkend; miserabel; niet stevig; onbeholpen; onhandig; schraal; schriel; schutterig; slap; slapjes; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; verschoten
fláccido bleekjes; pips; slap; slapjes; wee; ziekelijk; zwak futloos; krukkig; laks; lamlendig; lusteloos; mat; onbeholpen; onhandig; schutterig; slap; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig
frágil bleekjes; breekbaar; broos; delicaat; fijn; fijngevoelig; fragiel; frèle; gammel; iel; krakkemikkig; kwetsbaar; pips; slap; slapjes; teder; teer; tenger; wankel; wee; ziekelijk; zwak bros; dun; fijn; fijngebouwd; geen vet op de botten hebbende; iel; kwetsbaar; lichtgebouwd; mager; rank; schraal; schriel; slank; teer; tenger; wrak
fácilmente desmenuzable breekbaar; broos; fragiel; kwetsbaar; teer; zwak knappend
grave week; zwak argwaan opwekkend; benard; benauwd; corpulent; dik; erg; ernstig; gemeen; gezet; hachelijk; heel erg; ingetogen; kritiek; kwalijk; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; lijvig; onedel; ontzettend

Verwandte Wörter für "zwak":


Synonyms for "zwak":


Antonyme für "zwak":


Verwandte Definitionen für "zwak":

  1. breekbaar, snel stuk of ziek1
    • zij heeft een zwakke gezondheid1
  2. zonder veel kracht1
    • ze kan dat niet tillen, ze is nog erg zwak1
  3. klein tekort in iemands karakter1
    • het is een zwak van hem dat hij zo opschept1

Wiktionary Übersetzungen für zwak:

zwak
adjective
  1. tekortkomend in kracht of vaardigheid

Cross Translation:
FromToVia
zwak débil faint — lacking strength
zwak tenue faint — lacking distinctness
zwak tenue faint — performed in a weak or feeble manner
zwak débil; endeble feeble — deficient in physical strength
zwak débil; feble; flaco; flojo weak — lacking in force or ability
zwak malo schlecht — qualitativ nicht gut, nicht den Anforderungen oder Erwartungen entsprechend; unter Durchschnitt
zwak malo schlechtschwach, unzulänglich
zwak débil; flojo faiblepersonne qui manquer de puissance, de ressources.

Verwandte Übersetzungen für zwak