Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. wichelen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für wichel (Niederländisch) ins Englisch

wichelen:

wichelen Verb (wichel, wichelt, wichelde, wichelden, gewicheld)

  1. wichelen (voorspellen)
    to predict; to forecast; to foretell; to soothsay
    • predict Verb (predicts, predicted, predicting)
    • forecast Verb (forecasts, forecasted, forecasting)
    • foretell Verb (foretells, foretold, foretelling)
    • soothsay Verb (soothsays, soothsaid, soothsaying)

Konjugationen für wichelen:

o.t.t.
  1. wichel
  2. wichelt
  3. wichelt
  4. wichelen
  5. wichelen
  6. wichelen
o.v.t.
  1. wichelde
  2. wichelde
  3. wichelde
  4. wichelden
  5. wichelden
  6. wichelden
v.t.t.
  1. heb gewicheld
  2. hebt gewicheld
  3. heeft gewicheld
  4. hebben gewicheld
  5. hebben gewicheld
  6. hebben gewicheld
v.v.t.
  1. had gewicheld
  2. had gewicheld
  3. had gewicheld
  4. hadden gewicheld
  5. hadden gewicheld
  6. hadden gewicheld
o.t.t.t.
  1. zal wichelen
  2. zult wichelen
  3. zal wichelen
  4. zullen wichelen
  5. zullen wichelen
  6. zullen wichelen
o.v.t.t.
  1. zou wichelen
  2. zou wichelen
  3. zou wichelen
  4. zouden wichelen
  5. zouden wichelen
  6. zouden wichelen
diversen
  1. wichel!
  2. wichelt!
  3. gewicheld
  4. wichelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für wichelen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
forecast prognose; voorspelling
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
forecast voorspellen; wichelen tevoren zeggen; voortellen
foretell voorspellen; wichelen tevoren zeggen; voortellen
predict voorspellen; wichelen tevoren zeggen; voortellen
soothsay voorspellen; wichelen voortellen