Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. varen:
  2. Wiktionary:
  3. User Contributed Translations for varen:
    • fern


Niederländisch

Detailübersetzungen für varen (Niederländisch) ins Englisch

varen:

varen Verb (vaar, vaart, voer, voeren, gevaren)

  1. varen (bevaren; navigeren)
    to sail; to navigate
    • sail Verb (sails, sailed, sailing)
    • navigate Verb (navigates, navigated, navigating)
  2. varen (zeilen)
    to go sailing; to sail
    • go sailing Verb (goes sailing, went sailing, going sailing)
    • sail Verb (sails, sailed, sailing)

Konjugationen für varen:

o.t.t.
  1. vaar
  2. vaart
  3. vaart
  4. varen
  5. varen
  6. varen
o.v.t.
  1. voer
  2. voer
  3. voer
  4. voeren
  5. voeren
  6. voeren
v.t.t.
  1. heb gevaren
  2. hebt gevaren
  3. heeft gevaren
  4. hebben gevaren
  5. hebben gevaren
  6. hebben gevaren
v.v.t.
  1. had gevaren
  2. had gevaren
  3. had gevaren
  4. hadden gevaren
  5. hadden gevaren
  6. hadden gevaren
o.t.t.t.
  1. zal varen
  2. zult varen
  3. zal varen
  4. zullen varen
  5. zullen varen
  6. zullen varen
o.v.t.t.
  1. zou varen
  2. zou varen
  3. zou varen
  4. zouden varen
  5. zouden varen
  6. zouden varen
en verder
  1. ben gevaren
  2. bent gevaren
  3. is gevaren
  4. zijn gevaren
  5. zijn gevaren
  6. zijn gevaren
diversen
  1. vaar!
  2. vaart!
  3. gevaren
  4. varend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für varen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
go sailing varen; zeilen gaan varen
navigate bevaren; navigeren; varen bevaren; kruisen; laveren; navigeren; tegen de wind in varen; vliegtuig besturen
sail bevaren; navigeren; varen; zeilen aanhouden op; aansturen op; afreizen; afstevenen op; afstomen op; afvaren; afvaren op; bevaren; bezeilen; heengaan; uitvaren; van wal gaan; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken

Verwandte Definitionen für "varen":

  1. met een vaartuig over het water voortbewegen1
    • het schip vaart naar Spanje1

Wiktionary Übersetzungen für varen:

varen
verb
  1. zich in een vaartuig voortbewegen
  2. autorijden
noun
  1. een sporenplant
varen
verb
  1. travel over water
  2. to travel
  3. to sail
noun
  1. plant

Cross Translation:
FromToVia
varen fare; ride; travel; drive; wend allerse déplacer jusqu'à un endroit.
varen fern fougère — (botanique) Plante aux grandes feuilles, dont les très nombreuses espèces constituent la classe des Filicinées, la plus importante classe des cryptogames vasculaires.
varen navigate navigueraller sur mer, sur un lac, sur une rivière.

Verwandte Übersetzungen für varen