Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. tornen:
  2. torn:


Niederländisch

Detailübersetzungen für tornen (Niederländisch) ins Englisch

tornen:

tornen Verb (torn, tornt, tornde, tornden, getornd)

  1. tornen (lostornen; losmaken; uittrekken; uithalen; loskrijgen)
    to pull out; to untie; to unpick; to get undone
    • pull out Verb (pulls out, pulled out, pulling out)
    • untie Verb (unties, untied, untying)
    • unpick Verb (unpicks, unpicked, unpicking)
    • get undone Verb (gets undone, got undone, getting undone)

Konjugationen für tornen:

o.t.t.
  1. torn
  2. tornt
  3. tornt
  4. tornen
  5. tornen
  6. tornen
o.v.t.
  1. tornde
  2. tornde
  3. tornde
  4. tornden
  5. tornden
  6. tornden
v.t.t.
  1. heb getornd
  2. hebt getornd
  3. heeft getornd
  4. hebben getornd
  5. hebben getornd
  6. hebben getornd
v.v.t.
  1. had getornd
  2. had getornd
  3. had getornd
  4. hadden getornd
  5. hadden getornd
  6. hadden getornd
o.t.t.t.
  1. zal tornen
  2. zult tornen
  3. zal tornen
  4. zullen tornen
  5. zullen tornen
  6. zullen tornen
o.v.t.t.
  1. zou tornen
  2. zou tornen
  3. zou tornen
  4. zouden tornen
  5. zouden tornen
  6. zouden tornen
en verder
  1. ben getornd
  2. bent getornd
  3. is getornd
  4. zijn getornd
  5. zijn getornd
  6. zijn getornd
diversen
  1. torn!
  2. tornt!
  3. getornd
  4. tornend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für tornen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
get undone loskrijgen; losmaken; lostornen; tornen; uithalen; uittrekken loskrijgen; open krijgen
pull out loskrijgen; losmaken; lostornen; tornen; uithalen; uittrekken afhaken; afvallen; afzeggen; afzien van; eruitstappen; loshalen; opgeven; ophouden; stoppen; tevoorschijn trekken; uithalen; uitnemen; uitrukken; uitscheuren
unpick loskrijgen; losmaken; lostornen; tornen; uithalen; uittrekken loshaken; loshalen; nullificeren; ondervangen; opheffen; teniet doen; terugdraaien; uithalen; vernietigen
untie loskrijgen; losmaken; lostornen; tornen; uithalen; uittrekken detacheren; losknopen; loskrijgen; losmaken; loswerken; ontknopen; ontrafelen; ontwarren; scheiden; uit de war halen; uit elkaar halen

Verwandte Wörter für "tornen":


torn:

torn [de ~ (m)] Nomen

  1. de torn (scheur)
    the tear; the rip; the split; the rent

Übersetzung Matrix für torn:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
rent scheur; torn huishuur; huur; huurprijs; huursom; pacht
rip scheur; torn
split scheur; torn afsplijten; afsplijting; afsplitsen; afsplitsing; gleuf; kier; opening; sleuf
tear scheur; torn traan; winkelhaak in kleding
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
rent pachten; verhuren
rip ergens uitscheuren; kapot scheuren; verscheuren
split afscheiden; afsplitsen; afzonderen; hakken; in stukken hakken; klieven; kloven; loskoppelen; opkrassen; scheiden; separeren; splijten; splitsen; uit elkaar halen; uiteengaan; uiteensplijten; uitsplitsen
tear accentueren; benadrukken; huilen; inscheuren; kapot scheuren; losscheuren; openrijten; openscheuren; rijten; scheuren; tranen; tranen afscheiden; verscheuren
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
split gespleten; gevorkt

Verwandte Wörter für "torn":