Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. oprecht:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für oprecht (Niederländisch) ins Englisch

oprecht:

oprecht Adjektiv

  1. oprecht (ongeveinsd)
    sincere; genuine; heartfelt; upright
  2. oprecht (openhartig; open; onomwonden; )
    sincere; straight; straightforward; frank; honest; open; plain; fair
  3. oprecht (rechtschapen; eerlijk; open)
    honest; sincere; upright; true; frank; open; fair
  4. oprecht (echt; ronduit; eerlijk; menens)
    straight; genuine; serious
  5. oprecht (eerlijk; rondborstig; fideel; trouwhartig; openhartig)
    honest; fair

Übersetzung Matrix für oprecht:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
fair kermis; kermisterrein
open vrije ruimten
straight pokerterm voor straat; straat
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
open aanbreken; beginnen; een begin nemen; inleiden; inluiden; losgaan; loskrijgen; ontgrendelen; ontsluiten; open krijgen; opendoen; opendraaien; openen; opengaan; opengooien; openklappen; openmaken; openslaan; openwerpen; starten
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
frank eerlijk; onbewimpeld; onomwonden; onverholen; open; openhartig; oprecht; rechtschapen; ronduit; vrij; vrijelijk; vrijuit benaderbaar; cru; frank; genaakbaar; gulweg; met open vizier; niet beschroomd; onbedeesd; onbeschroomd; onbevangen; onbewimpeld; onomwonden; onverbloemd; onverholen; open; openhartig; openlijk; rechttoe; rechttoe rechtaan; rondborstig; ronduit; ruiterlijk; stoutmoedig; toegankelijk; volmondig; vrijmoedig; vrijpostig
genuine echt; eerlijk; menens; ongeveinsd; oprecht; ronduit echt; heus; onvervalst; origineel; werkelijk
heartfelt ongeveinsd; oprecht diepgevoeld; goedbedoeld; hartgrondig; innig; welgemeend
honest eerlijk; fideel; onbewimpeld; onomwonden; onverholen; open; openhartig; oprecht; rechtschapen; rondborstig; ronduit; trouwhartig; vrij; vrijelijk; vrijuit braaf; deugdzaam; eerlijk; eerzaam; lief; openlijk; rechtdoorzee; rechtgeaard; rechtschapen; rechtvaardig; ronduit; volmondig; voorbeeldig; zedig; zoet
open eerlijk; onbewimpeld; onomwonden; onverholen; open; openhartig; oprecht; rechtschapen; ronduit; vrij; vrijelijk; vrijuit benaderbaar; frank; genaakbaar; gulweg; niet dicht; onbedekt; onoverdekt; onverhuld; open; rechttoe; toegankelijk
plain vlakte
serious echt; eerlijk; menens; oprecht; ronduit erg; ernstig; heel erg; kwalijk; serieus; van bedenkelijke aard; vol ernst; werkelijk menend
sincere eerlijk; onbewimpeld; ongeveinsd; onomwonden; onverholen; open; openhartig; oprecht; rechtschapen; ronduit; vrij; vrijelijk; vrijuit braaf; eerlijk; ernstig; gemeend; hartgrondig; heel erg; rechtgeaard; rechtschapen; rechtvaardig; serieus; vol ernst; werkelijk menend
straightforward onbewimpeld; onomwonden; onverholen; open; openhartig; oprecht; ronduit; vrij; vrijelijk; vrijuit cru; gulweg; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openlijk; rechttoe rechtaan; volmondig
upright eerlijk; ongeveinsd; open; oprecht; rechtschapen braaf; eerlijk; integer; onbesproken; onkreukbaar; overeind; rechtgeaard; rechtop; rechtopstaand; rechtschapen; rechtvaardig
- eerlijk
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
fair eerlijk; fideel; onbewimpeld; onomwonden; onverholen; open; openhartig; oprecht; rechtschapen; rondborstig; ronduit; trouwhartig; vrij; vrijelijk; vrijuit behoorlijke; betrekkelijk; billijk; blond; deugdzaam; eerlijk; eerzaam; fair; geschikt; goudblond; redelijk; redelijke; relatief; schappelijk; tamelijke; zedig
plain onbewimpeld; onomwonden; onverholen; open; openhartig; oprecht; ronduit; vrij; vrijelijk; vrijuit alledaags; blank; cru; direct; eenvoudig; effen; gewoon; gewoonweg; klinkklaar; lelijk; lelijk uitziend; niets bijzonders; onbewimpeld; ongelakt; ongezouten; onknap; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openhartig; openlijk; ordinair; puur; rechttoe rechtaan; regelrecht; ronduit; ruiterlijk; van één kleur; wit; wit van huidskleur
straight echt; eerlijk; menens; onbewimpeld; onomwonden; onverholen; open; openhartig; oprecht; ronduit; vrij; vrijelijk; vrijuit cru; direct; directe; gewoonweg; gulweg; kaarsrecht; klinkklaar; lijnrecht; linea recta; loodrecht; onbewimpeld; ongezouten; onomwonden; onverbloemd; onverholen; onvermengd; openhartig; openlijk; puur; recht; rechtdoorzee; rechtstreeks; rechttoe; rechttoe rechtaan; regelrecht; ronduit; ruiterlijk; volmondig; zuiver
true eerlijk; open; oprecht; rechtschapen daadwerkelijk; feitelijk; in feite; in werkelijkheid; juist; kloppend; precies; uitgerekend; waar; waarachtig; waarheidsgetrouw; werkelijk

Verwandte Wörter für "oprecht":

  • oprechtheid, oprechter, oprechtere, oprechtst, oprechtste, oprechte

Synonyms for "oprecht":


Antonyme für "oprecht":


Verwandte Definitionen für "oprecht":

  1. wie de waarheid spreekt en niet bedriegt1
    • hij was oprecht toen hij zei dat hij het niet gedaan had1

Wiktionary Übersetzungen für oprecht:

oprecht
adjective
  1. bluntly honest
  2. done in good faith
  3. genuine, not faked
  4. earnest
  5. vertical; erect
adverb
  1. honestly, genuinely