Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
acquisition
|
aangekochte; aankoop; aanschaf; aanwinst; acquisitie; boodschap; koop
|
aankoop; aanschaf; acquisitie; afname; koop; kopen; verkrijging; verwerving
|
expansion
|
aangroei; aanwas; aanwinst; expansie; groei; groter worden; stijging; toename; toeneming; uitbreiding; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking
|
aanbouw; aanvulling; expansie; groei; toename; uitbouw; uitbreiding; uitlegging; uitspreiding; uitzetting; verbreiding; vergroting
|
gain
|
aangekochte; aankoop; aanschaf; aanwinst; acquisitie; boodschap; koop
|
baat; gewin; oogst; opbrengst; product; profijt; rendement; uitkomst; voortbrengsel; winst
|
growth
|
aangroei; aanwas; aanwinst; expansie; groei; groter worden; stijging; toename; toeneming; uitbreiding; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking
|
aanfok; aangroeiing; aankweek; aankweken; aanplant; aanvulling; aanwas; bloei; cultuur; expansie; fok; fokkerij; gezwel; groei; groeien; groeiproces; knobbel; kweken; ontplooiing; ontwikkeling; reproductie; teelt; toename; tumor; uitbreiding; uitzetting; verbouw; vergroting; vermeerdering; voortbrenging; voortplanting; wasdom
|
increase
|
aangroei; aanwas; aanwinst; expansie; groei; groter worden; stijging; toename; toeneming; uitbreiding; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking
|
aangroeiing; aanvulling; aanwas; expansie; groei; het groter worden; klimmen; omhoogkomen; ontwikkelingsgang; opstijgen; progressie; stijgen; stijging; toename; toename voorraad; uitbreiding; uitzetten; uitzetting; vergroting; verloop; vermeerdering; vermenigvuldiging; verveelvoudiging; voortgang; vooruitgang; vordering; wijd worden
|
profit
|
aangekochte; aankoop; aanschaf; aanwinst; acquisitie; boodschap; koop
|
baat; gewin; nut; oogst; opbrengst; product; profijt; rendement; uitkomst; voordeeltje; voortbrengsel; waarde; winst; winstsaldo
|
purchase
|
aangekochte; aankoop; aanschaf; aanwinst; acquisitie; boodschap; koop
|
aankoop; aanschaf; acquisitie; afname; annexatie; inkoop; inlijving; koop; kopen; verkrijging; verwerving
|
rise
|
aangroei; aanwas; aanwinst; expansie; groei; groter worden; stijging; toename; toeneming; uitbreiding; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking
|
aangroeiing; aanwas; bult; heuvel; klimmen; omhoogkomen; opstijgen; stijgen; stijging; toename; vermeerdering; vooruitgang; vordering
|
shoppings
|
aangekochte; aankoop; aanschaf; aanwinst; acquisitie; boodschap; koop
|
|
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
gain
|
|
aankomen; behalen; dikker worden; gewinnen; inhalen; inlopen; kennis opdoen; leren; meekrijgen; meepikken; oppikken; opsteken; verkrijgen; verwerven; winnen; zwaarder worden
|
increase
|
|
aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; hoger worden; omhooggaan; omhoogkomen; opstijgen; opvliegen; opzetten; stijgen; talrijker maken; toenemen; uitbreiden; vergroten; vermeerderen; volgroeien; volwassen worden; zich vermeerderen
|
purchase
|
|
aankopen; aanschaffen; kopen; verkrijgen; verwerven
|
rise
|
|
aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; bevorderd worden; de hoogte ingaan; gaan staan; gedijen; groeien; groot worden; groter worden; hoger worden; hogerop komen; in de lucht omhoogstijgen; naar boven gaan; omhoog komen; omhoog rijzen; omhooggaan; omhoogkomen; omhoogrijzen; omhoogstijgen; opborrelen; opgroeien; opstaan; opstijgen; opvliegen; opwellen; opzetten; rijzen; stijgen; toenemen; uitrijzen; uittorenen; verheffen; vermeerderen; zich opwerken
|