Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. uit eten gaan:


Niederländisch

Detailübersetzungen für uit eten gaan (Niederländisch) ins Deutsch

uit eten gaan:

uit eten gaan Verb (ga uit eten, gaat uit eten, ging uit eten, gingen uit eten, uit eten gegaan)

  1. uit eten gaan

Konjugationen für uit eten gaan:

o.t.t.
  1. ga uit eten
  2. gaat uit eten
  3. gaat uit eten
  4. gaan uit eten
  5. gaan uit eten
  6. gaan uit eten
o.v.t.
  1. ging uit eten
  2. ging uit eten
  3. ging uit eten
  4. gingen uit eten
  5. gingen uit eten
  6. gingen uit eten
v.t.t.
  1. ben uit eten gegaan
  2. bent uit eten gegaan
  3. is uit eten gegaan
  4. zijn uit eten gegaan
  5. zijn uit eten gegaan
  6. zijn uit eten gegaan
v.v.t.
  1. was uit eten gegaan
  2. was uit eten gegaan
  3. was uit eten gegaan
  4. waren uit eten gegaan
  5. waren uit eten gegaan
  6. waren uit eten gegaan
o.t.t.t.
  1. zal uit eten gaan
  2. zult uit eten gaan
  3. zal uit eten gaan
  4. zullen uit eten gaan
  5. zullen uit eten gaan
  6. zullen uit eten gaan
o.v.t.t.
  1. zou uit eten gaan
  2. zou uit eten gaan
  3. zou uit eten gaan
  4. zouden uit eten gaan
  5. zouden uit eten gaan
  6. zouden uit eten gaan
diversen
  1. ga uit eten!
  2. gat uit eten!
  3. uit eten gegaan
  4. uit eten gaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für uit eten gaan:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
essen gehen uit eten gaan

Verwandte Übersetzungen für uit eten gaan