Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. uit de grond schieten:


Niederländisch

Detailübersetzungen für uit de grond schieten (Niederländisch) ins Deutsch

uit de grond schieten:

uit de grond schieten Verb (schiet uit de grond, schoot uit de grond, schoten uit de grond, uit de grond geschoten)

  1. uit de grond schieten (opschieten; omhoog schieten)
    aufgehen; aufkeimen
    • aufgehen Verb (gehe auf, gehst auf, geht auf, ging auf, ginget auf, aufgegangen)
    • aufkeimen Verb

Konjugationen für uit de grond schieten:

o.t.t.
  1. schiet uit de grond
  2. schiet uit de grond
  3. schiet uit de grond
  4. schieten uit de grond
  5. schieten uit de grond
  6. schieten uit de grond
o.v.t.
  1. schoot uit de grond
  2. schoot uit de grond
  3. schoot uit de grond
  4. schoten uit de grond
  5. schoten uit de grond
  6. schoten uit de grond
v.t.t.
  1. ben uit de grond geschoten
  2. bent uit de grond geschoten
  3. is uit de grond geschoten
  4. zijn uit de grond geschoten
  5. zijn uit de grond geschoten
  6. zijn uit de grond geschoten
v.v.t.
  1. was uit de grond geschoten
  2. was uit de grond geschoten
  3. was uit de grond geschoten
  4. waren uit de grond geschoten
  5. waren uit de grond geschoten
  6. waren uit de grond geschoten
o.t.t.t.
  1. zal uit de grond schieten
  2. zult uit de grond schieten
  3. zal uit de grond schieten
  4. zullen uit de grond schieten
  5. zullen uit de grond schieten
  6. zullen uit de grond schieten
o.v.t.t.
  1. zou uit de grond schieten
  2. zou uit de grond schieten
  3. zou uit de grond schieten
  4. zouden uit de grond schieten
  5. zouden uit de grond schieten
  6. zouden uit de grond schieten
diversen
  1. schiet uit de grond!
  2. schiett uit de grond!
  3. uit de grond geschoten
  4. uit de grond schietend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für uit de grond schieten:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aufgehen omhoog schieten; opschieten; uit de grond schieten aankloppen; aantikken; doorbreken; gaan staan; juist zijn; kloppen; losgaan; omhoogrijzen; opengaan; opkomen bij; oprijzen; opstaan; overeenstemmen; rijzen; tikken
aufkeimen omhoog schieten; opschieten; uit de grond schieten

Verwandte Übersetzungen für uit de grond schieten