Niederländisch

Detailübersetzungen für slecht (Niederländisch) ins Deutsch

slecht:

slecht Adjektiv

  1. slecht (gemeen; vals; min)
    schlecht; schlimm; böse; übel; hinterhältig; heimtückisch; gemein; bösartig; mies; boshaft; tückisch; hinterlistig; niederträchtig
  2. slecht (verrot; vergaan; bedorven; rottig; rot)
    schlecht; verrotet; vergammelt; verdorben; verfault; faul; stinkend; ranzig; stinkig
  3. slecht (met slechte intentie; gemeen; vals; kwaadwillig)
  4. slecht (inferieur; minderwaardig; zwak; )
  5. slecht (ontaard; gedegenereerd; bedorven)

slecht

  1. slecht (boosaardig)

Übersetzung Matrix für slecht:

AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
untergeordnet arm; inferieur; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; slecht; tweederangs; zwak afhankelijk; bijkomstig; inferieur; ondergeschikt; onderhorig; onderliggend; onderliggend element; onderliggend knooppunt; onderschikkend; onderworpen; subaltern; subordinerend
OtherVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
boshaft boosaardig; slecht
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
arg gemeen; kwaadwillig; met slechte intentie; slecht; vals ontzettend; schrikaanjagend; schrikbarend; schrikwekkend; schromelijk; verschrikkelijk; vreselijk
armselig arm; inferieur; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; slecht; tweederangs; zwak armelijk; armoedig; armzalig; bar; berooid; deerniswekkend; ellendig; erbarmelijk; erg; flodderig; haveloos; karig; luizig; luttel; mager; ondermaats; onooglijk; onvolgroeid; pover; rampzalig; schamel; schooierig; schraal; sjofel; sjofeltjes; verlopen; weinig
aus der Art geschlagen bedorven; gedegenereerd; ontaard; slecht
boshaft gemeen; min; slecht; vals giftig; hatelijk; kwaadaardig; stekelig; venijnig; vijandig
bösartig gemeen; kwaadwillig; met slechte intentie; min; slecht; vals achterbaks; boefachtig; boosaardig; bosachtig; donker; doortrapt; dreigend; dubieus; duister; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; giftig; glibberig; gluiperig; huiveringwekkend; ijselijk; ijzingwekkend; kwaadaardig; leep; listig; luguber; macaber; malicieus; obscuur; onguur; onheilspellend; schurkachtig; sinister; slinks; sluw; snood; spookachtig; stiekem; tweetongig; uitgekookt; vals; venijnig; verdacht; verraderlijk
böse gemeen; kwaadwillig; met slechte intentie; min; slecht; vals achterbaks; bitter; boefachtig; boos; boosaardig; dol; donker; doortrapt; dreigend; dubieus; duister; furieus; gebelgd; gehaaid; gekwetst; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; giftig; glibberig; gluiperig; hels; huiveringwekkend; ijselijk; ijzingwekkend; kwaad; kwaadaardig; laaiend; leep; listig; luguber; macaber; misnoegd; nijdig; obscuur; onguur; onheilspellend; razend; schurkachtig; sinister; slinks; sluw; snood; spinnijdig; spookachtig; stiekem; tierend; toornig; uitgekookt; vals; venijnig; verdacht; vergramd; verontwaardigd; verstoord; vertoornd; woedend; woest; zeer boos; ziedend
doppelzüngig gemeen; kwaadwillig; met slechte intentie; slecht; vals achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; heimelijk; in het geheim; in het geniep; leep; listig; op steelse wijze; slinks; sluw; snood; steels; steelsgewijze; stiekem; tersluiks; tweetongig; uitgekookt
dürftig arm; inferieur; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; slecht; tweederangs; zwak armelijk; armoedig; armzalig; banaal; bekaaid; berooid; dun; er bekaaid afkomen; gammel; geen vet op de botten hebbende; gemeen; grof; iel; in geringe mate; karig; klein; krakkemikkig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; lomp; luttel; mager; niet hoog; ondermaats; onedel; onvolgroeid; plat; platvloers; pover; schamel; schraal; schriel; schunnig; triviaal; vunzig; wankel; weinig; zwak
entartet bedorven; gedegenereerd; ontaard; slecht pervers
falsch gemeen; kwaadwillig; met slechte intentie; slecht; vals abuis; achterbaks; arglistig; banaal; bedriegelijk; doortrapt; ernaast; fout; foutief; gefingeerd; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; grof; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; leep; link; listig; lomp; mis; nagemaakt; niet echt; niet hoog; onecht; onedel; ongepast; onjuist; onkies; onvertogen; onwaar; plat; platvloers; schunnig; slinks; sluw; snood; stiekem; ten onrechte; triviaal; tweetongig; uitgekookt; vals; valselijk; verkeerd; vunzig
faul bedorven; rot; rottig; slecht; vergaan; verrot banaal; goor; grof; laag-bij-de-grond; lijzig; log; lomp; loom; lui; morsig; niets doend; onduidelijk; onverkwikkelijk; plat; platvloers; ranzig; schunnig; slonzig; slordig; smerig; stuitend; triviaal; vadsig; vies; viezig; voddig; voos; vuil; vunzig; walgelijk; weerzinwekkend; wollig
gebrechlich arm; inferieur; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; slecht; tweederangs; zwak armzalig; bleekjes; breekbaar; broos; dun; fragiel; gammel; geen vet op de botten hebbende; iel; karig; krakkemikkig; krukkig; kwetsbaar; mager; onbeholpen; onhandig; pips; pover; schamel; schraal; schriel; schutterig; slap; slapjes; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; teer; wankel; wee; ziekelijk; zwak
gemein gemeen; min; slecht; vals achterbaks; banaal; bedriegelijk; bosachtig; donker; doortrapt; dubieus; duister; gefingeerd; gehaaid; gemeen; gemeenschappelijk; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gewoon; gezamenlijk; glibberig; gluiperig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; leep; listig; luguber; macaber; met zijn allen; nagemaakt; normaal; obscuur; onecht; onedel; onguur; onwaar; ploertig; slinks; sluw; snood; spookachtig; stiekem; tezamen; uitgekookt; vals; verdacht; vuig
handelen mit schlechten Gedanken gemeen; kwaadwillig; met slechte intentie; slecht; vals
heimtückisch gemeen; min; slecht; vals achterbaks; banaal; bedriegelijk; donker; doortrapt; dubieus; duister; gefingeerd; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gevaarlijk; gewiekst; glibberig; gluiperig; grof; heimelijk; in het geheim; in het geniep; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; leep; listig; lomp; luguber; macaber; nagemaakt; obscuur; onecht; onedel; onguur; onwaar; op steelse wijze; plat; platvloers; schunnig; slinks; sluw; snood; spookachtig; steels; steelsgewijze; stiekem; tersluiks; triviaal; trouweloos; uitgekookt; vals; verdacht; verraderlijk; vunzig
hinfällig arm; inferieur; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; slecht; tweederangs; zwak aftands; armetierig; armzalig; berooid; bleekjes; breekbaar; broos; fragiel; gammel; karig; krakkemikkig; krakkemikkige; krukkig; kwetsbaar; kwijnend; mager; onbeholpen; onhandig; onooglijk; pips; pover; schamel; schraal; schutterig; slap; slapjes; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; teer; verlopen; wankel; wee; wrak; ziekelijk; zwak
hinterhältig gemeen; min; slecht; vals achterbaks; arglistig; banaal; bedriegelijk; boefachtig; boosaardig; donker; doortrapt; dubieus; duister; gefingeerd; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; glibberig; gluiperig; grof; in het geniep; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; leep; link; listig; lomp; luguber; macaber; nagemaakt; obscuur; onecht; onedel; onguur; onwaar; plat; platvloers; schunnig; schurkachtig; slinks; sluw; snood; spookachtig; stiekem; triviaal; uitgekookt; vals; verdacht; vunzig
hinterlistig gemeen; kwaadwillig; met slechte intentie; min; slecht; vals achterbaks; arglistig; banaal; bedriegelijk; clever; donker; doortrapt; dreigend; dubieus; duister; gefingeerd; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; glibberig; gluiperig; grof; heimelijk; huiveringwekkend; in het geheim; in het geniep; kien; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; leep; link; listig; lomp; luguber; macaber; nagemaakt; obscuur; onecht; onedel; onguur; onheilspellend; onwaar; op steelse wijze; pienter; plat; platvloers; schrander; schunnig; sinister; slim; slinks; sluw; snood; snugger; spookachtig; steels; steelsgewijze; stiekem; tersluiks; triviaal; tweetongig; uitgekookt; uitgeslapen; vals; verdacht; vunzig
karg arm; inferieur; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; slecht; tweederangs; zwak armzalig; berooid; dor; droog; dun; geen vet op de botten hebbende; iel; karig; luttel; mager; ondermaats; onvolgroeid; pover; schamel; schraal; schriel; verdord; weinig
kärglich arm; inferieur; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; slecht; tweederangs; zwak armzalig; dor; droog; dun; geen vet op de botten hebbende; iel; karig; luttel; mager; ondermaats; onvolgroeid; pover; schamel; schraal; schriel; weinig
mies gemeen; min; slecht; vals afgezaagd; bedriegelijk; donker; dubieus; duister; ellendig; gefingeerd; gemeen; glibberig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; langdraadig; langwijlig; lastig; melig; nagemaakt; niet hoog; obscuur; onecht; onedel; onguur; onwaar; rot; saai; vals; verdacht; vervelend
minderwertig arm; inferieur; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; slecht; tweederangs; zwak klein; matig; middelmatig; ondermaats; onvolgroeid; van geringe afmeting
niederträchtig gemeen; min; slecht; vals achterbaks; bedriegelijk; boefachtig; boosaardig; donker; doortrapt; dubieus; duister; eerloos; gefingeerd; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; glibberig; gluiperig; infaam; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; leep; listig; nagemaakt; niet hoog; obscuur; onecht; onedel; onguur; onwaar; ploertig; schandalig; schurkachtig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt; vals; verdacht; verfoeilijk
niedrig arm; inferieur; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; slecht; tweederangs; zwak bescheiden; gering; laag; laagstaand; niet hoog; nietig; onaanzienlijk; onbetekenend; ploertig
pervers bedorven; gedegenereerd; ontaard; slecht pervers
ranzig bedorven; rot; rottig; slecht; vergaan; verrot goor; onverkwikkelijk; rans; ransig; ranzig; smerig; stuitend; vies; walgelijk; weerzinwekkend
schlecht bedorven; gemeen; kwaadwillig; met slechte intentie; min; rot; rottig; slecht; vals; vergaan; verrot akelig; armzalig; bekaaid; beroerd; bijkomstig; ellendig; er bekaaid afkomen; gammel; gebrekkig; inferieur; karig; krakkemikkig; luguber; macaber; mager; misplaatst; misselijk; naar; ondergeschikt; onderhorig; onderworpen; ondeugdelijk; onpasselijk; onwel; ploertig; pover; schamel; schraal; spookachtig; wankel; zwak
schlimm gemeen; kwaadwillig; met slechte intentie; min; slecht; vals argwaan opwekkend; brutaal; delicaat; erg; ernstig; fel; hachelijk; heel erg; heftig; hevig; hondsbrutaal; ijzingwekkend; krachtig; kritiek; kwalijk; lastig; netelig; ontzettend; penibel; ploertig; precair; schrikbarend; schrikwekkend; snood; van bedenkelijke aard; verdacht; verschrikkelijk; vreselijk; vrijpostig
schwach arm; inferieur; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; slecht; tweederangs; zwak achtergebleven; achterlijk; armetierig; armzalig; bleekjes; breekbaar; broos; debiel; dement; dof; dun; flauw; flauwtjes; flets; fragiel; gammel; idioot; ijl; imbeciel; karig; krakkemikkig; kwetsbaar; kwijnend; laag; mager; mat; matig; middelmatig; min; niet al te best; niet helder; niet hoog; niet stevig; onbeduidend; pips; ploertig

Verwandte Wörter für "slecht":


Antonyme für "slecht":


Verwandte Definitionen für "slecht":

  1. met een verkeerd effect1
    • gebakjes zijn slecht voor de lijn1
  2. moeilijk of bezwaarlijk1
    • ik kan hem slecht laten lopen1
  3. wat minder goed is dan gemiddeld1
    • hij heeft een slechte computer die bijna niets kan1

Wiktionary Übersetzungen für slecht:

slecht
adjective
  1. niet goed
adverb
  1. niet goed

Cross Translation:
FromToVia
slecht schlecht; schlimm bad — not good
slecht böse bad — evil, wicked
slecht böse; übel evil — intending to harm
slecht unwohl queer — slightly unwell
slecht billig tacky — colloquial: of low quality
slecht schlecht; unrecht; ungerecht; unfair wrong — immoral
slecht verderbtheit; böse; schlecht; übel; schlimm mauvaisdéfavorable ; qui cause une impression défavorable.

slecht form of slechten:

slechten Verb (slecht, slechtte, slechtten, geslecht)

  1. slechten (kapot maken)

Konjugationen für slechten:

o.t.t.
  1. slecht
  2. slecht
  3. slecht
  4. slechten
  5. slechten
  6. slechten
o.v.t.
  1. slechtte
  2. slechtte
  3. slechtte
  4. slechtten
  5. slechtten
  6. slechtten
v.t.t.
  1. heb geslecht
  2. hebt geslecht
  3. heeft geslecht
  4. hebben geslecht
  5. hebben geslecht
  6. hebben geslecht
v.v.t.
  1. had geslecht
  2. had geslecht
  3. had geslecht
  4. hadden geslecht
  5. hadden geslecht
  6. hadden geslecht
o.t.t.t.
  1. zal slechten
  2. zult slechten
  3. zal slechten
  4. zullen slechten
  5. zullen slechten
  6. zullen slechten
o.v.t.t.
  1. zou slechten
  2. zou slechten
  3. zou slechten
  4. zouden slechten
  5. zouden slechten
  6. zouden slechten
en verder
  1. ben geslecht
  2. bent geslecht
  3. is geslecht
  4. zijn geslecht
  5. zijn geslecht
  6. zijn geslecht
diversen
  1. slecht!
  2. slechtt!
  3. geslecht
  4. slechtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für slechten:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
kaput machen kapot maken; slechten

Verwandte Übersetzungen für slecht