Niederländisch

Detailübersetzungen für opdagen (Niederländisch) ins Deutsch

opdagen:

opdagen Verb (daag op, daagt op, daagde op, daagden op, opgedaagd)

  1. opdagen (opkomen; verschijnen; opduiken)
    erscheinen; aufsteigen; steigen
    • erscheinen Verb
    • aufsteigen Verb (steige auf, steigst auf, stiegt auf, stieg auf, aufgestiegen)
    • steigen Verb (steige, steigst, steigt, stieg, stiegt, gestiegen)

Konjugationen für opdagen:

o.t.t.
  1. daag op
  2. daagt op
  3. daagt op
  4. dagen op
  5. dagen op
  6. dagen op
o.v.t.
  1. daagde op
  2. daagde op
  3. daagde op
  4. daagden op
  5. daagden op
  6. daagden op
v.t.t.
  1. ben opgedaagd
  2. bent opgedaagd
  3. is opgedaagd
  4. zijn opgedaagd
  5. zijn opgedaagd
  6. zijn opgedaagd
v.v.t.
  1. was opgedaagd
  2. was opgedaagd
  3. was opgedaagd
  4. waren opgedaagd
  5. waren opgedaagd
  6. waren opgedaagd
o.t.t.t.
  1. zal opdagen
  2. zult opdagen
  3. zal opdagen
  4. zullen opdagen
  5. zullen opdagen
  6. zullen opdagen
o.v.t.t.
  1. zou opdagen
  2. zou opdagen
  3. zou opdagen
  4. zouden opdagen
  5. zouden opdagen
  6. zouden opdagen
diversen
  1. daag op!
  2. daagt op!
  3. opgedaagd
  4. opdagend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für opdagen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aufsteigen opdagen; opduiken; opkomen; verschijnen afvliegen; omhoogkomen; omhoogrijzen; opgaan; oprijzen; opstijgen; opvliegen; promotie maken; rijzen; wegvliegen
erscheinen opdagen; opduiken; opkomen; verschijnen aan het licht komen; bewaarheid worden; blijken; opdoemen; tevoorschijn komen; uitkomen; verrijzen; verschijnen; voor de dag komen; voordoen
steigen opdagen; opduiken; opkomen; verschijnen aanwassen; afstappen; bouwen; construeren; de hort op gaan; klauteren; klimmen; omhoog komen; omhoog rijzen; omhoogklimmen; omhoogkomen; omhoogrijzen; omhoogstijgen; omlaagstappen; opgaan; oprijzen; opstijgen; opvliegen; opzitten; rijzen; stappen; stijgen; uitgaan