Niederländisch

Detailübersetzungen für neerkomen (Niederländisch) ins Deutsch

neerkomen:

neerkomen Verb (kom neer, komt neer, kwam neer, kwamen neer, neergekomen)

  1. neerkomen (terechtkomen; landen; op de grond komen)
    zurechtkommen; hinunterkommen; hinkommen; an Land gehen; hingeraten; anlegen; herabsteigen
    • zurechtkommen Verb (komme zurecht, kommst zurecht, kommt zurecht, kam zurecht, kamet zurecht, zurechtgekommen)
    • hinunterkommen Verb (komme hinunter, kommst hinunter, kommt hinunter, kam hinunter, kamt hinunter, hinuntergekommen)
    • hinkommen Verb (komme hin, kommst hin, kommt hin, kam hin, kamt hin, hingekommen)
    • hingeraten Verb (gerate hin, geratest hin, geratet hin, geratete hin, geratetet hin, hingeratet)
    • anlegen Verb (lege an, legst an, legt an, legte an, legtet an, angelegt)
    • herabsteigen Verb (steige herab, steigst herab, steigt herab, stieg herab, stiegt herab, herabgestiegen)
  2. neerkomen (neerdalen; afdalen; landen; )
    absteigen; hinabsteigen; hinunterkommen; hinuntersteigen; niedersteigen; heruntersteigen; herabsteigen
    • absteigen Verb (steige ab, steigst ab, steigt ab, stieg ab, stieget ab, abgestiegen)
    • hinabsteigen Verb (steige hinab, steigst hinab, steigt hinab, stieg hinab, stieget hinab, hinabgestiegen)
    • hinunterkommen Verb (komme hinunter, kommst hinunter, kommt hinunter, kam hinunter, kamt hinunter, hinuntergekommen)
    • hinuntersteigen Verb (steige hinunter, steigst hinunter, steigt hinunter, stieg hinunter, stiegt hinunter, hinuntergestiegen)
    • niedersteigen Verb (steige nieder, steigst nieder, steigt nieder, stieg nieder, stiegt nieder, niedergestiegen)
    • heruntersteigen Verb (steige herunter, steigst herunter, steigt herunter, stieg herunter, stiegt herunter, heruntergestiegen)
    • herabsteigen Verb (steige herab, steigst herab, steigt herab, stieg herab, stiegt herab, herabgestiegen)

Konjugationen für neerkomen:

o.t.t.
  1. kom neer
  2. komt neer
  3. komt neer
  4. komen neer
  5. komen neer
  6. komen neer
o.v.t.
  1. kwam neer
  2. kwam neer
  3. kwam neer
  4. kwamen neer
  5. kwamen neer
  6. kwamen neer
v.t.t.
  1. ben neergekomen
  2. bent neergekomen
  3. is neergekomen
  4. zijn neergekomen
  5. zijn neergekomen
  6. zijn neergekomen
v.v.t.
  1. was neergekomen
  2. was neergekomen
  3. was neergekomen
  4. waren neergekomen
  5. waren neergekomen
  6. waren neergekomen
o.t.t.t.
  1. zal neerkomen
  2. zult neerkomen
  3. zal neerkomen
  4. zullen neerkomen
  5. zullen neerkomen
  6. zullen neerkomen
o.v.t.t.
  1. zou neerkomen
  2. zou neerkomen
  3. zou neerkomen
  4. zouden neerkomen
  5. zouden neerkomen
  6. zouden neerkomen
diversen
  1. kom neer!
  2. komt neer!
  3. neergekomen
  4. neerkomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für neerkomen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
absteigen afdalen; landen; naar beneden dalen; naar beneden komen; neerdalen; neerkomen; omlaagkomen afklimmen; afstijgen; omlaagklauteren
an Land gehen landen; neerkomen; op de grond komen; terechtkomen aan land gaan; aan wal gaan; debarkeren; ontschepen
anlegen landen; neerkomen; op de grond komen; terechtkomen aan een touw vastleggen; aan land gaan; aan wal gaan; aanbrengen; aandoen; aankleden; aanleggen; aanmeren; aantrekken; afmeren; beleggen; bevestigen; debarkeren; installeren; investeren; meren; monteren en aansluiten; ontschepen; plaatsen; vastbinden; vastleggen; vastmaken; vastmeren; vastzetten; verbinden; verzekeren
herabsteigen afdalen; landen; naar beneden dalen; naar beneden komen; neerdalen; neerkomen; omlaagkomen; op de grond komen; terechtkomen afkomen; afstappen; dalen; naar beneden gaan; naar beneden lopen; omlaaggaan; omlaagstappen
heruntersteigen afdalen; landen; naar beneden dalen; naar beneden komen; neerdalen; neerkomen; omlaagkomen afkomen; afstappen; eraf klimmen; naar beneden gaan; naar beneden klimmen; naar beneden lopen; omlaag klauteren; omlaaggaan; omlaagstappen
hinabsteigen afdalen; landen; naar beneden dalen; naar beneden komen; neerdalen; neerkomen; omlaagkomen afstappen; omlaagstappen
hingeraten landen; neerkomen; op de grond komen; terechtkomen belanden; geraken; terecht komen; terechtkomen; verzeild raken; verzeilen
hinkommen landen; neerkomen; op de grond komen; terechtkomen aankomen; arriveren; correct zijn; juist zijn; kloppen; overeenstemmen; raken; slagen voor; terechtkomen; treffen
hinunterkommen afdalen; landen; naar beneden dalen; naar beneden komen; neerdalen; neerkomen; omlaagkomen; op de grond komen; terechtkomen afkomen
hinuntersteigen afdalen; landen; naar beneden dalen; naar beneden komen; neerdalen; neerkomen; omlaagkomen afkomen; afstappen; erafklimmen; omlaagstappen
niedersteigen afdalen; landen; naar beneden dalen; naar beneden komen; neerdalen; neerkomen; omlaagkomen
zurechtkommen landen; neerkomen; op de grond komen; terechtkomen op zijn pootjes terechtkomen; slagen voor

Verwandte Übersetzungen für neerkomen