Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. nabij:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für nabij (Niederländisch) ins Deutsch

nabij:

nabij Adjektiv

  1. nabij (nabijgelegen; dichtbij; in de buurt; vlakbij)
    in-der-Nähe; nahe; naheliegend; dicht; nah; knapp; eng

Übersetzung Matrix für nabij:

ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
dicht dichtbij; in de buurt; nabij; nabijgelegen; vlakbij dicht; dicht opeen; gesloten; nabije; op slot; potdicht
eng dichtbij; in de buurt; nabij; nabijgelegen; vlakbij armzalig; bekrompen; benepen; berooid; eng; karig; kleingeestig; kleinzielig; krap; mager; met grote juistheid; met weinig ruimte; nauw; nauwgezet; pover; schamel; schraal; smal; smalletjes; van geringe breedte
in-der-Nähe dichtbij; in de buurt; nabij; nabijgelegen; vlakbij
knapp dichtbij; in de buurt; nabij; nabijgelegen; vlakbij armzalig; bekrompen; benepen; berooid; bondig; droog; eng; karig; klein; kleingeestig; kleinzielig; krap; krap bij kas; mager; met weinig ruimte; nauw; nauwsluitend; niet overvloedig; ondermaats; pover; ragfijn; schamel; schraal; schriel; smal; smalletjes; strak; summier; van geringe afmeting; van geringe breedte
nah dichtbij; in de buurt; nabij; nabijgelegen; vlakbij nabije
nahe dichtbij; in de buurt; nabij; nabijgelegen; vlakbij
naheliegend dichtbij; in de buurt; nabij; nabijgelegen; vlakbij

Verwandte Wörter für "nabij":


Wiktionary Übersetzungen für nabij:


Cross Translation:
FromToVia
nabij nahe near — physically close
nabij nah near — having a small intervening distance with regard to something
nabij neben; Nähe near — in close proximity to
nabij nebenan; nah; in der Nähe nearby — close to
nabij nah bei; nahe nigh — near, close by
nabij nahe; Nähe; bei; daneben; nebenan; nebenbei; kurzfristig près — À petite distance ou à peu de temps.