Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. indikken:


Niederländisch

Detailübersetzungen für indikt (Niederländisch) ins Deutsch

indikken:

indikken Verb (dik in, dikt in, dikte in, dikten in, ingedikt)

  1. indikken (door koken dikker maken; verdikken; inbinden; door koken verdikken; inkoken)
  2. indikken (door koken dikker worden; verdikken)
    eindicken; einkochen
    • eindicken Verb (dicke ein, dickst ein, dickt ein, dickte ein, dicktet ein, eingedickt)
    • einkochen Verb (koche ein, kochst ein, kocht ein, kochte ein, kochtet ein, eingekocht)

Konjugationen für indikken:

o.t.t.
  1. dik in
  2. dikt in
  3. dikt in
  4. dikken in
  5. dikken in
  6. dikken in
o.v.t.
  1. dikte in
  2. dikte in
  3. dikte in
  4. dikten in
  5. dikten in
  6. dikten in
v.t.t.
  1. heb ingedikt
  2. hebt ingedikt
  3. heeft ingedikt
  4. hebben ingedikt
  5. hebben ingedikt
  6. hebben ingedikt
v.v.t.
  1. had ingedikt
  2. had ingedikt
  3. had ingedikt
  4. hadden ingedikt
  5. hadden ingedikt
  6. hadden ingedikt
o.t.t.t.
  1. zal indikken
  2. zult indikken
  3. zal indikken
  4. zullen indikken
  5. zullen indikken
  6. zullen indikken
o.v.t.t.
  1. zou indikken
  2. zou indikken
  3. zou indikken
  4. zouden indikken
  5. zouden indikken
  6. zouden indikken
en verder
  1. is ingedikt
diversen
  1. dik in!
  2. dikt in!
  3. ingedikt
  4. indikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für indikken:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
eindicken door koken dikker worden; indikken; verdikken dikker worden; geconcentreerder worden; stijf maken; stijven; stollen; verdikken; verstarren; verstenen; verstijven
einkochen door koken dikker worden; indikken; verdikken behouden; bewaren; conserveren; dikker worden; geconcentreerder worden; in blik conserveren; inblikken; inmaken; inpekelen; inzouten; opzouten; ruim overklassen; stollen; verdikken; zouten
lang einkochen zum eindicken door koken dikker maken; door koken verdikken; inbinden; indikken; inkoken; verdikken