Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. buiten zetten:


Niederländisch

Detailübersetzungen für buiten zetten (Niederländisch) ins Deutsch

buiten zetten:

buiten zetten Verb (zet buiten, zette buiten, zetten buiten, buiten gezet)

  1. buiten zetten
    aussetzen
    • aussetzen Verb (setze aus, setzt aus, setzte aus, setztet aus, ausgesetzt)

Konjugationen für buiten zetten:

o.t.t.
  1. zet buiten
  2. zet buiten
  3. zet buiten
  4. zetten buiten
  5. zetten buiten
  6. zetten buiten
o.v.t.
  1. zette buiten
  2. zette buiten
  3. zette buiten
  4. zetten buiten
  5. zetten buiten
  6. zetten buiten
v.t.t.
  1. heb buiten gezet
  2. hebt buiten gezet
  3. heeft buiten gezet
  4. hebben buiten gezet
  5. hebben buiten gezet
  6. hebben buiten gezet
v.v.t.
  1. had buiten gezet
  2. had buiten gezet
  3. had buiten gezet
  4. hadden buiten gezet
  5. hadden buiten gezet
  6. hadden buiten gezet
o.t.t.t.
  1. zal buiten zetten
  2. zult buiten zetten
  3. zal buiten zetten
  4. zullen buiten zetten
  5. zullen buiten zetten
  6. zullen buiten zetten
o.v.t.t.
  1. zou buiten zetten
  2. zou buiten zetten
  3. zou buiten zetten
  4. zouden buiten zetten
  5. zouden buiten zetten
  6. zouden buiten zetten
en verder
  1. ben buiten gezet
  2. bent buiten gezet
  3. is buiten gezet
  4. zijn buiten gezet
  5. zijn buiten gezet
  6. zijn buiten gezet
diversen
  1. zet buiten!
  2. zet buiten!
  3. buiten gezet
  4. buiten zettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für buiten zetten:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aussetzen buiten zetten aanmerken; afwegen; beschouwen; blijven steken; haperen; laten uitvallen; overdenken; overslaan; overwegen; stokken; vastlopen

Verwandte Übersetzungen für buiten zetten