Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. vergiet:
  2. vergieten:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für vergiet (Niederländisch) ins Deutsch

vergiet:

vergiet [de ~] Nomen

  1. de vergiet (zeef; klens; zever)
    Sieb; der Durchschlag

Übersetzung Matrix für vergiet:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Durchschlag klens; vergiet; zeef; zever carbon; doorslag; drevel; steekbeitel
Sieb klens; vergiet; zeef; zever

Wiktionary Übersetzungen für vergiet:

vergiet
noun
  1. huishouden|nld uitdruipbak met gaatjes in de bodem

Cross Translation:
FromToVia
vergiet Seiher; Sieb; Durchschlag colander — a bowl-shaped kitchen utensil with holes in it used for draining food such as pasta

vergieten:

vergieten Verb (vergiet, vergoot, vergoten, vergoten)

  1. vergieten
    gießen; vergießen; verschwenden; vergeuden; vertun; kleckern
    • gießen Verb (gieße, gießt, goß, goßt, gegossen)
    • vergießen Verb (vergieße, vergießest, vergießt, vergoß, vergoßt, vergossen)
    • verschwenden Verb (verschwende, verschwendest, verschwendet, verschwendete, verschwendetet, verschwendet)
    • vergeuden Verb (vergeude, vergeudest, vergeudet, vergeudete, vergeudetet, vergeudet)
    • vertun Verb (vertue, vertuest, vertut, vertat, vertan)
    • kleckern Verb (kleckere, kleckerst, kleckert, kleckerte, kleckertet, gekleckert)

Konjugationen für vergieten:

o.t.t.
  1. vergiet
  2. vergiet
  3. vergiet
  4. vergieten
  5. vergieten
  6. vergieten
o.v.t.
  1. vergoot
  2. vergoot
  3. vergoot
  4. vergoten
  5. vergoten
  6. vergoten
v.t.t.
  1. heb vergoten
  2. hebt vergoten
  3. heeft vergoten
  4. hebben vergoten
  5. hebben vergoten
  6. hebben vergoten
v.v.t.
  1. had vergoten
  2. had vergoten
  3. had vergoten
  4. hadden vergoten
  5. hadden vergoten
  6. hadden vergoten
o.t.t.t.
  1. zal vergieten
  2. zult vergieten
  3. zal vergieten
  4. zullen vergieten
  5. zullen vergieten
  6. zullen vergieten
o.v.t.t.
  1. zou vergieten
  2. zou vergieten
  3. zou vergieten
  4. zouden vergieten
  5. zouden vergieten
  6. zouden vergieten
diversen
  1. vergiet!
  2. vergiet!
  3. vergoten
  4. vergietend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

vergieten [het ~] Nomen

  1. het vergieten (geschrei; tranen vergieten)
    Geschrei

Übersetzung Matrix für vergieten:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Geschrei geschrei; tranen vergieten; vergieten gebrul; gebulder; gegil; gekijf; gekrijs; geschreeuw; misbaar
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
gießen vergieten bijgieten; cadeau doen; cadeau geven; doneren; geven; gieten; ingieten; inschenken; intappen; overgieten; overschenken; overstorten; plenzen; schenken; serveren; stortregenen; tappen; volschenken; vullen
kleckern vergieten keutelen; kladden; knoeien; morsen; vlekken
vergeuden vergieten opmaken; potverteren; verbeuzelen; verboemelen; verbrassen; verdoen; verknoeien; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verlummelen; verspillen
vergießen vergieten verdoen; verspillen
verschwenden vergieten erdoor jagen; opmaken; potverteren; verboemelen; verbrassen; verdoen; verkopen; verkwanselen; verkwisten; versjacheren; verspillen
vertun vergieten verbeuzelen; verboemelen; verbrassen; verdoen; verknoeien; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verlummelen; verprutsen; verspillen

Wiktionary Übersetzungen für vergieten:


Cross Translation:
FromToVia
vergieten vergießen shed — to pour; to make flow