Übersicht


Niederländisch

Detailübersetzungen für overhouden (Niederländisch) ins Deutsch

overhouden:

overhouden Verb (houd over, houdt over, hield over, hielden over, overgehouden)

  1. overhouden (overhebben)

Konjugationen für overhouden:

o.t.t.
  1. houd over
  2. houdt over
  3. houdt over
  4. houden over
  5. houden over
  6. houden over
o.v.t.
  1. hield over
  2. hield over
  3. hield over
  4. hielden over
  5. hielden over
  6. hielden over
v.t.t.
  1. heb overgehouden
  2. hebt overgehouden
  3. heeft overgehouden
  4. hebben overgehouden
  5. hebben overgehouden
  6. hebben overgehouden
v.v.t.
  1. had overgehouden
  2. had overgehouden
  3. had overgehouden
  4. hadden overgehouden
  5. hadden overgehouden
  6. hadden overgehouden
o.t.t.t.
  1. zal overhouden
  2. zult overhouden
  3. zal overhouden
  4. zullen overhouden
  5. zullen overhouden
  6. zullen overhouden
o.v.t.t.
  1. zou overhouden
  2. zou overhouden
  3. zou overhouden
  4. zouden overhouden
  5. zouden overhouden
  6. zouden overhouden
diversen
  1. houd over!
  2. houdt over!
  3. overgehouden
  4. overhoudend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für overhouden:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
übrigbehalten overhebben; overhouden op bankrekening zetten; sparen
übrighaben overhebben; overhouden