Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
- afweren:
-
Wiktionary:
- afweren → abwehren, verhindern
- afweren → hinwerfen, wegwerfen, hintertreiben, abwehren
Niederländisch
Detailübersetzungen für afweren (Niederländisch) ins Deutsch
afweren:
-
afweren (pareren; weren)
-
afweren (verdedigen; verweren; weren)
Konjugationen für afweren:
o.t.t.
- weer af
- weert af
- weert af
- weren af
- weren af
- weren af
o.v.t.
- weerde af
- weerde af
- weerde af
- weerden af
- weerden af
- weerden af
v.t.t.
- heb afgeweerd
- hebt afgeweerd
- heeft afgeweerd
- hebben afgeweerd
- hebben afgeweerd
- hebben afgeweerd
v.v.t.
- had afgeweerd
- had afgeweerd
- had afgeweerd
- hadden afgeweerd
- hadden afgeweerd
- hadden afgeweerd
o.t.t.t.
- zal afweren
- zult afweren
- zal afweren
- zullen afweren
- zullen afweren
- zullen afweren
o.v.t.t.
- zou afweren
- zou afweren
- zou afweren
- zouden afweren
- zouden afweren
- zouden afweren
diversen
- weer af!
- weert af!
- afgeweerd
- afwerende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
afweren (verdedigen; weren; verweren)
Übersetzung Matrix für afweren:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
Abwehren | afweren; verdedigen; verweren; weren | |
Verteidigen | afweren; verdedigen; verweren; weren | |
Wehren | afweren; verdedigen; verweren; weren | |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
abhalten | afweren; pareren; weren | afhouden; aftrekken; beletten; ervanaf houden; in mindering brengen; inhouden; terughouden; verrekenen; weerhouden |
abwehren | afweren; pareren; weren | afhouden; protesteren; tegenspartelen; tegenstribbelen; terughouden; verzetten; weren |
verteidigen | afweren; verdedigen; verweren; weren | bepleiten; pleiten |