Übersicht
Französisch nach Niederländisch:   mehr Daten
  1. valider:
  2. Wiktionary:


Französisch

Detailübersetzungen für valider (Französisch) ins Niederländisch

valider:

valider Verb (valide, valides, validons, validez, )

  1. valider (ratifier; confirmer; sceller; entériner)
    goedkeuren; bevestigen; bekrachtigen; homologeren; bezegelen
    • goedkeuren Verb (keur goed, keurt goed, keurde goed, keurden goed, goedgekeurd)
    • bevestigen Verb (bevestig, bevestigt, bevestigde, bevestigden, bevestigd)
    • bekrachtigen Verb (bekrachtig, bekrachtigt, bekrachtigde, bekrachtigden, bekrachtigd)
    • homologeren Verb (homologeer, homologeert, homologeerde, homologeerden, gehomologeerd)
    • bezegelen Verb (bezegel, bezegelt, bezegelde, bezegelden, bezegeld)
  2. valider (ratifier; authentifier; confirmer; entériner; authentiquer)
    certificeren; bekrachtigen; waarmerken; bestempelen; merken
    • certificeren Verb (certificeer, certificeert, certificeerde, certificeerden, gecertificeerd)
    • bekrachtigen Verb (bekrachtig, bekrachtigt, bekrachtigde, bekrachtigden, bekrachtigd)
    • waarmerken Verb (waarmerk, waarmerkt, waarmerkte, waarmerkten, gewaarmerkt)
    • bestempelen Verb (bestempel, bestempelt, bestempelde, bestempelden, bestempeld)
    • merken Verb (merk, merkt, merkte, merkten, gemerkt)
  3. valider
    valideren
    • valideren Verb (valideer, valideert, valideerde, valideerden, gevalideerd)

Konjugationen für valider:

Présent
  1. valide
  2. valides
  3. valide
  4. validons
  5. validez
  6. valident
imparfait
  1. validais
  2. validais
  3. validait
  4. validions
  5. validiez
  6. validaient
passé simple
  1. validai
  2. validas
  3. valida
  4. validâmes
  5. validâtes
  6. validèrent
futur simple
  1. validerai
  2. valideras
  3. validera
  4. validerons
  5. validerez
  6. valideront
subjonctif présent
  1. que je valide
  2. que tu valides
  3. qu'il valide
  4. que nous validions
  5. que vous validiez
  6. qu'ils valident
conditionnel présent
  1. validerais
  2. validerais
  3. validerait
  4. validerions
  5. valideriez
  6. valideraient
passé composé
  1. ai validé
  2. as validé
  3. a validé
  4. avons validé
  5. avez validé
  6. ont validé
divers
  1. valide!
  2. validez!
  3. validons!
  4. validé
  5. validant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Übersetzung Matrix für valider:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
homologeren homologuer
waarmerken cachets; estampilles; poinçons; scellés; timbres
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
bekrachtigen authentifier; authentiquer; confirmer; entériner; ratifier; sceller; valider
bestempelen authentifier; authentiquer; confirmer; entériner; ratifier; valider appeler; mentionner; nommer
bevestigen confirmer; entériner; ratifier; sceller; valider adhérer à; agrafer; approuver; assujettir; attacher; attacher à qc; boutonner; caler; coller; confirmer; consentir; ficeler; fixer; installer; lier; marquer; mettre; mettre à l'attache; nouer; parapher; poser; rattacher; renforcer; souscire à; timbrer
bezegelen confirmer; entériner; ratifier; sceller; valider cacheter; sceller
certificeren authentifier; authentiquer; confirmer; entériner; ratifier; valider
goedkeuren confirmer; entériner; ratifier; sceller; valider admettre; agréer; approuver; autoriser; concéder; consentir; consentir à; donner le feu vert à; déclarer bon; habiliter; homologuer; laisser; permettre; ratifier; rendre légitime; tolérer
homologeren confirmer; entériner; ratifier; sceller; valider
merken authentifier; authentiquer; confirmer; entériner; ratifier; valider apercevoir; cocher; constater; distinguer; marquer; marquer d'une croix; observer; percevoir; pointer; remarquer; s'apercevoir de; s'aviser de; se rendre compte de; signaler; voir
valideren valider
waarmerken authentifier; authentiquer; confirmer; entériner; ratifier; valider accepter; confirmer; considérer comme habituel
Not SpecifiedVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
goedkeuren autoriser
valideren valider

Synonyms for "valider":


Wiktionary Übersetzungen für valider:

valider valider
verb
  1. intr|nld (formeel, nld) geldig, van kracht zijn