Übersicht
Englisch nach Niederländisch:   mehr Daten
  1. affluent:


Englisch

Detailübersetzungen für affluent (Englisch) ins Niederländisch

affluent:


Übersetzung Matrix für affluent:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
- confluent; feeder; tributary
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
- flush; loaded; moneyed; wealthy
OtherVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
- well-to-do

Verwandte Wörter für "affluent":

  • affluently

Synonyms for "affluent":


Antonyme für "affluent":

  • distributary

Verwandte Definitionen für "affluent":

  1. having an abundant supply of money or possessions of value1
    • an affluent banker1
  2. a branch that flows into the main stream1
  3. an affluent person; a person who is financially well off1
    • the so-called emerging affluents1

Wiktionary Übersetzungen für affluent:

affluent
adjective
  1. abounding in goods or riches; materially wealthy
affluent
adjective
  1. financieel goed gesitueerd

Cross Translation:
FromToVia
affluent zijrivier Nebenfluss — ein Fluss, der in einen anderen, meist größeren Fluss einmündet, ist dessen Nebenfluss
affluent overvloedig; rijkelijk; abundant; rijk; uitbundig; volop; weelderig; welig abondant — Qui abonder, qui dépasse nettement en quantité ce qui est suffisant.
affluent zijrivier affluent — géographie|fr cours d’eau qui se jeter dans un autre.
affluent abundant; overvloedig; rijk; uitbundig; volop; weelderig; welig; breedvoerig; groot; royaal; ruim; uitgestrekt; slobberig; breed; wijd; omvangrijk; uitgebreid; veelomvattend ample — Qui dépasser en largeur et en longueur la mesure ordinaire.
affluent abundant; overvloedig; rijk; uitbundig; volop; weelderig; welig copieux — Qui est abondant, qui est nombreux et disponible.
affluent abundant; overvloedig; rijk; uitbundig; volop; weelderig; welig; breedvoerig; groot; royaal; ruim; uitgebreid; uitgestrekt; wijd; slobberig; breed; omvangrijk; veelomvattend large — Qualifie un corps considérer dans l’extension qu’il a d’un de ses côtés à l’autre, lorsqu'on parle de sa plus petite longueur, par opposition à long.
affluent abundant; overvloedig; rijk; uitbundig; volop; weelderig; welig plantureux — Qui est large, copieux, abondant, profus.
affluent gefortuneerd; rijk; vermogend riche — qui a beaucoup de fortune