Home ->Wörterbücher ->Deutsch/Niederländisch ->übersetze auf Besuch gehen

übersetze auf Besuch gehen von Deutsche ins Niederländisch

Übersicht

Deutsch nach Niederländisch: mehr Daten

auf Besuch gehen:
- bezoeken; langskomen; voorbijkomen; iemand opzoeken; op visite gaan; langsgaan; aankomen

Deutsch

Detailübersetzungen für auf Besuch gehen (Deutsch) ins Niederländisch

auf Besuch gehen:

auf Besuch gehen Verb

auf Besuch gehen (besuchen; vorbeikommen; aufsuchen; vorüberkommen)
bezoeken; langskomen; voorbijkomen; iemand opzoeken; op visite gaan; langsgaan; aankomen
- bezoeken Verb (bezoek, bezoekt, bezocht, bezochten, bezocht)
- langskomen Verb (kom langs, komt langs, kwam langs, kwamen langs, langsgekomen)
- voorbijkomen Verb (kom voorbij, komt voorbij, kwam voorbij, kwamen voorbij, voorbij gekomen)
- iemand opzoeken Verb
- op visite gaan Verb
- langsgaan Verb (ga langs, gaat langs, ging langs, gingen langs, langsgegaan)
- aankomen Verb (kom aan, komt aan, kwam aan, kwamen aan, aangekomen)

Übersetzung Matrix für auf Besuch gehen:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
aankomen		Ankommen; Arrivieren
Verb	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
aankomen	auf Besuch gehen; aufsuchen; besuchen; vorbeikommen; vorüberkommen	angelangen; ankommen; arrivieren; aufhören; beenden; besuchen; dicker und schwerder werden; einlaufen; eintreffen; enden; hinkommen; vorbeikommen; zunehmen
bezoeken	auf Besuch gehen; aufsuchen; besuchen; vorbeikommen; vorüberkommen	besuchen; vorbeikommen
iemand opzoeken	auf Besuch gehen; aufsuchen; besuchen; vorbeikommen; vorüberkommen
langsgaan	auf Besuch gehen; aufsuchen; besuchen; vorbeikommen; vorüberkommen
langskomen	auf Besuch gehen; aufsuchen; besuchen; vorbeikommen; vorüberkommen	besuchen; vorbeikommen
op visite gaan	auf Besuch gehen; aufsuchen; besuchen; vorbeikommen; vorüberkommen
voorbijkomen	auf Besuch gehen; aufsuchen; besuchen; vorbeikommen; vorüberkommen	besuchen; vorbeikommen

Verwandte Übersetzungen für auf Besuch gehen