"ankleben" übersetzt von Deutsche ins Niederländisch--Interglot

Übersicht

Deutsch nach Niederländisch: mehr Daten

Ankleben:
- lijmen; kleven; plakken; vastkleven; vastlijmen; aanlijmen; aanplakken; vastplakken; voorzetten; aanhechten; voorplakken; voorvoegen

Deutsch

Detailübersetzungen für Ankleben (Deutsch) ins Niederländisch

Ankleben (Kleben; Plakken)
het lijmen; kleven; het plakken; vastkleven; vastlijmen
- lijmen [het ~] Nomen
- kleven [znw.] Nomen
- plakken [het ~] Nomen
- vastkleven [znw.] Nomen
- vastlijmen [znw.] Nomen
Ankleben
het lijmen; vastlijmen; aanlijmen
- lijmen [het ~] Nomen
- vastlijmen [znw.] Nomen
- aanlijmen [znw.] Nomen
Ankleben (Anheften)
aanplakken; vastplakken
- aanplakken [znw.] Nomen
- vastplakken [znw.] Nomen
Ankleben (Anheften)
het voorzetten; aanhechten; voorplakken; voorvoegen
- voorzetten [het ~] Nomen
- aanhechten [znw.] Nomen
- voorplakken [znw.] Nomen
- voorvoegen [znw.] Nomen

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
aanhechten	Anheften; Ankleben	Anfügen; Anheften
aanlijmen	Ankleben
aanplakken	Anheften; Ankleben
kleven	Ankleben; Kleben; Plakken
lijmen	Ankleben; Kleben; Plakken
plakken	Ankleben; Kleben; Plakken
vastkleven	Ankleben; Kleben; Plakken
vastlijmen	Ankleben; Kleben; Plakken
vastplakken	Anheften; Ankleben
voorplakken	Anheften; Ankleben
voorvoegen	Anheften; Ankleben
voorzetten	Anheften; Ankleben
Verb	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
aanhechten		anheften; festheften; heften; klammern
aanlijmen		ankleben; anleimen; festkleben; kleben; leimen
kleven		ankleben; anleimen; festkleben; haften; kleben; leimen
lijmen		anheften; ankleben; anleimen; aufkleben; festheften; festkleben; heften; kleben; leimen; zusammenkleben
plakken		ankleben; anleimen; einfügen; festkleben; haften; heften; kleben; leimen; zusammenkleben
vastkleven		ankleben; anleimen; festkleben; kleben; leimen; zusammenkleben
vastlijmen		anheften; ankleben; anleimen; aufkleben; festheften; festkleben; heften; kleben; leimen; zusammenkleben
vastplakken		anheften; ankleben; anleimen; aufkleben; festheften; festkleben; haften; heften; kleben; leimen; zusammenkleben
voorzetten		anrichten; auftischen; auftragen; bedienen; dienen; servieren