Übersicht
Deutsch nach Niederländisch:   mehr Daten
  1. purzeln:
  2. Wiktionary:


Deutsch

Detailübersetzungen für purzeln (Deutsch) ins Niederländisch

purzeln:

purzeln Verb (purzele, purzelst, purzelt, purzelte, purzeltet, gepurzelt)

  1. purzeln (taumeln; umfallen; umkippen; kippen; stolpern)
    vallen; flikkeren; tuimelen; kiepen; kieperen; kelderen
    • vallen Verb (val, valt, viel, vielen, gevallen)
    • flikkeren Verb (flikker, flikkert, flikkerde, flikkerden, geflikkerd)
    • tuimelen Verb (tuimel, tuimelt, tuimelde, tuimelden, getuimeld)
    • kiepen Verb (kiep, kiept, kiepte, kiepten, gekiept)
    • kieperen Verb (kieper, kiepert, kieperde, kieperden, gekieperd)
    • kelderen Verb (kelder, keldert, kelderde, kelderden, gekelderd)
  2. purzeln (ausrutschen; fallen; stürzen; )
    vallen; op zijn bek gaan; ten val komen; onderuitgaan
    • vallen Verb (val, valt, viel, vielen, gevallen)
    • ten val komen Verb (kom ten val, komt ten val, kwam ten val, kwamen ten val, ten val gekomen)
    • onderuitgaan Verb (ga onderuit, gaat onderuit, ging onderuit, gingen onderuit, onderuit gegaan)
  3. purzeln (taumeln; stürzen; fallen; )
    duikelen; buitelen
    • duikelen Verb (duikel, duikelt, duikelde, duikelden, geduikeld)
    • buitelen Verb (buitel, buitelt, buitelde, buitelden, gebuiteld)

Konjugationen für purzeln:

Präsens
  1. purzele
  2. purzelst
  3. purzelt
  4. purzelen
  5. purzelt
  6. purzelen
Imperfekt
  1. purzelte
  2. purzeltest
  3. purzelte
  4. purzelten
  5. purzeltet
  6. purzelten
Perfekt
  1. habe gepurzelt
  2. hast gepurzelt
  3. hat gepurzelt
  4. haben gepurzelt
  5. habt gepurzelt
  6. haben gepurzelt
1. Konjunktiv [1]
  1. purzele
  2. purzelest
  3. purzele
  4. purzelen
  5. purzelet
  6. purzelen
2. Konjunktiv
  1. purzelte
  2. purzeltest
  3. purzelte
  4. purzelten
  5. purzeltet
  6. purzelten
Futur 1
  1. werde purzeln
  2. wirst purzeln
  3. wird purzeln
  4. werden purzeln
  5. werdet purzeln
  6. werden purzeln
1. Konjunktiv [2]
  1. würde purzeln
  2. würdest purzeln
  3. würde purzeln
  4. würden purzeln
  5. würdet purzeln
  6. würden purzeln
Diverses
  1. purzel!
  2. purzelt!
  3. purzelen Sie!
  4. gepurzelt
  5. purzelnd
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Übersetzung Matrix für purzeln:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
flikkeren Flackern; Flimmern; Funkeln
kelderen Abrutschen; Einsinken; Sinken; Zurückfallen; stark im Wert fallen
onderuitgaan Ausrutschen
tuimelen Fallen; Stürzen
vallen Fallen; Stürzen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
buitelen einenPurzelbaumschlagen; fallen; fliegen; hinfallen; kippen; purzeln; stürzen; taumeln; umfallen; umkippen
duikelen einenPurzelbaumschlagen; fallen; fliegen; hinfallen; kippen; purzeln; stürzen; taumeln; umfallen; umkippen
flikkeren kippen; purzeln; stolpern; taumeln; umfallen; umkippen flackern; flammen; flimmern; funkeln; glitzern; glänzen; leuchten; scheinen; schimmern
kelderen kippen; purzeln; stolpern; taumeln; umfallen; umkippen abrutschen; aus Zink; durchfallen; durchrasseln; einnicken; einpacken; einsacken; einschlafen; einschlummern; einsinken; einstürzen; fallen; galvanisieren; herabsacken; herunterrutschen; sausen; segeln; senken; setzen; sickern; sinken; stark im Wert fallen; stürzen; versenken; versinken; verzinken; zinken
kiepen kippen; purzeln; stolpern; taumeln; umfallen; umkippen kentern; kippen; umfallen
kieperen kippen; purzeln; stolpern; taumeln; umfallen; umkippen
onderuitgaan ausrutschen; fallen; fliegen; hinfallen; purzeln; stolpern; straucheln; stürzen ausrutschen; fallen; glitschen; rutschen
op zijn bek gaan ausrutschen; fallen; fliegen; hinfallen; purzeln; stolpern; straucheln; stürzen
ten val komen ausrutschen; fallen; fliegen; hinfallen; purzeln; stolpern; straucheln; stürzen
tuimelen kippen; purzeln; stolpern; taumeln; umfallen; umkippen
vallen ausrutschen; fallen; fliegen; hinfallen; kippen; purzeln; stolpern; straucheln; stürzen; taumeln; umfallen; umkippen abnehmen; einsacken; einsinken; einstürzen; entschlafen; herabfallen; herunterstürzen; hinunterfallen; hinunterstürzen; im Sterben liegen; rücklaufen; sterben; umkommen; zugrunde gehen

Synonyms for "purzeln":


Wiktionary Übersetzungen für purzeln:

purzeln
verb
  1. mit dem Kopf voraus hinfallen
  2. bezogen auf Preise oder Kurse: schnell und kräftig fallen