Übersicht
Deutsch nach Niederländisch:   mehr Daten
  1. Anwuchs:
  2. Wiktionary:


Deutsch

Detailübersetzungen für Anwuchs (Deutsch) ins Niederländisch

Anwuchs:

Anwuchs [der ~] Nomen

  1. der Anwuchs (Anwachsen; Vermehrung)
    de aanwas; de vermeerdering; aangroeiing

Übersetzung Matrix für Anwuchs:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aangroeiing Anwachsen; Anwuchs; Vermehrung
aanwas Anwachsen; Anwuchs; Vermehrung Anschwellung; Ansteigen; Ansteigung; Anwachsen; Ausdehnung; Zunahme; Zuwachs
vermeerdering Anwachsen; Anwuchs; Vermehrung Ansteigen; Ansteigung; Anwachsen; Zunahme; Zuwachs

Wiktionary Übersetzungen für Anwuchs:


Cross Translation:
FromToVia
Anwuchs aangroei; vermeerdering; toename; uitbreiding; uitbouwing; vergroting; aanwas; ontwikkeling; gestalte; groei; accres; wasdom accroissementaction de croitre, de se développer.
Anwuchs ontwikkeling; aanwas; aangroei; gestalte; groei; toename; accres développementaction de développer, de se développer ou résultat de cette action, au propre et au figuré.