Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. variërend:


Niederländisch

Detailübersetzungen für variërend (Niederländisch) ins Spanisch

variërend:

variërend Adjektiv

  1. variërend (variabel)
    variable; variado; inestable; cambiante; vacilante; inconstante
  2. variërend (wisselend; wisselvallig)

Übersetzung Matrix für variërend:

Not SpecifiedVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
variable variabele
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
cambiante variabel; variërend; wisselend; wisselvallig grillig; inconsistent; nukkig; onberekenbaar; onbestendig; onstabiel; onvoorspelbaar; veranderlijk; wispelturig; wisselvallig
cuestionable variërend; wisselend; wisselvallig aanvechtbaar; bedenkelijk; bestrijdbaar; betwist; betwistbaar; discutabel; dubieus; kwestieus; niet duidelijk; niet helder; omstreden; onduidelijk; onhelder; onklaar; troebel; twijfelachtig; vaag; verdacht
inconstante variabel; variërend chagrijnig; fladderig; geestelijk onstabiel; gemelijk; grillig; humeurig; inconsistent; knorrig; labiel; lichtjes; nukkig; nurks; onberekenbaar; onbestendig; onstabiel; onvoorspelbaar; sikkeneurig; slecht gehumeurd; veranderlijk; vlinderachtig; wispelturig; wisselvallig
inestable variabel; variërend; wisselend; wisselvallig buiig; chagrijnig; geestelijk onstabiel; gemelijk; humeurig; inconsistent; insolide; knorrig; labiel; los; niet duidelijk; niet helder; niet zeker; nukkig; nurks; onbestendig; onduidelijk; ongewis; onhelder; onklaar; onstabiel; onvast; rank; sikkeneurig; slecht gehumeurd; troebel; vaag; veranderlijk; waggelend; wankel; wankelbaar; wankelend; wisselvallig
sospechoso variërend; wisselend; wisselvallig akelig; bedenkelijk; betwist; donker; dreigend; dubieus; duister; eng; glibberig; griezelig; huiveringwekkend; kwestieus; leugenachtig; louche; luguber; malafide; obscuur; omstreden; onappetijtelijk; onbetrouwbaar; onduidelijk; onguur; onheilspellend; onsmakelijk; sinister; twijfelachtig; verdacht; walgelijk; wollig
vacilante variabel; variërend aarzelend; besluitloos; dralend; geestelijk onstabiel; halfslachtig; huiverig; insolide; labiel; langzaam; leuterig; niet duidelijk; niet helder; onduidelijk; onhelder; onklaar; onstandvastig; slepend; talmend; traag; treuzelachtig; treuzelend; troebel; twijfelmoedig; vaag; wankelmoedig; weifelend
variable variabel; variërend; wisselend; wisselvallig ettelijke; meerdere; onbestendig; onstabiel; variabele; veranderlijk; verscheidene; verschillende; wisselvallig
variado variabel; variërend; wisselend; wisselvallig door elkaar geroerd; gemengd; gemixed; gemêleerd; veelsoortig