Übersicht
Niederländisch nach Schwedisch:   mehr Daten
  1. uitloven:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für uitloven (Niederländisch) ins Schwedisch

uitloven:

uitloven Verb (loof uit, looft uit, loofde uit, loofden uit, uitgelooft)

  1. uitloven
    offerera; skriva ut
    • offerera Verb (offererar, offererade, offererat)
    • skriva ut Verb (skriver ut, skrev ut, skrivit ut)

Konjugationen für uitloven:

o.t.t.
  1. loof uit
  2. looft uit
  3. looft uit
  4. loven uit
  5. loven uit
  6. loven uit
o.v.t.
  1. loofde uit
  2. loofde uit
  3. loofde uit
  4. loofden uit
  5. loofden uit
  6. loofden uit
v.t.t.
  1. heb uitgelooft
  2. hebt uitgelooft
  3. heeft uitgelooft
  4. hebben uitgelooft
  5. hebben uitgelooft
  6. hebben uitgelooft
v.v.t.
  1. had uitgelooft
  2. had uitgelooft
  3. had uitgelooft
  4. hadden uitgelooft
  5. hadden uitgelooft
  6. hadden uitgelooft
o.t.t.t.
  1. zal uitloven
  2. zult uitloven
  3. zal uitloven
  4. zullen uitloven
  5. zullen uitloven
  6. zullen uitloven
o.v.t.t.
  1. zou uitloven
  2. zou uitloven
  3. zou uitloven
  4. zouden uitloven
  5. zouden uitloven
  6. zouden uitloven
en verder
  1. ben uitgelooft
  2. bent uitgelooft
  3. is uitgelooft
  4. zijn uitgelooft
  5. zijn uitgelooft
  6. zijn uitgelooft
diversen
  1. loof uit!
  2. looft uit!
  3. uitgelooft
  4. uitlovend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für uitloven:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
skriva ut uitschrijven
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
offerera uitloven
skriva ut uitloven uitschrijven

Wiktionary Übersetzungen für uitloven:


Cross Translation:
FromToVia
uitloven beskydda; freda; skydda; värja; värna; lova; garantera; betrygga; försäkra assurerrendre stable.
uitloven lova promettre — S’engager verbalement ou par écrit à quelque chose.