Niederländisch

Detailed Synonyms for oogst in Niederländisch

oogst:

oogst [de ~ (m)] Nomen

  1. de oogst
    de oogst; opbrengst van gewas; de pluk; de wijnoogst
  2. de oogst
    de oogst; opbrengst van een gewas
  3. de oogst
    de oogst; de wijnoogst; de druivenoogst; de pluk
  4. de oogst
    de oogst; de pluk; de wijnoogst
  5. de oogst
    de opbrengst; het rendement; de uitkomst; het product; het voortbrengsel; de oogst
  6. de oogst
    de oogst

Verwandte Wörter für "oogst":


oogst form of oogsten:

oogsten Verb (oogst, oogstte, oogstten, geoogst)

  1. oogsten
    oogsten; plukken; binnen halen
  2. oogsten
    verzamelen; oogsten; plukken
    • verzamelen Verb (verzamel, verzamelt, verzamelde, verzamelden, verzameld)
    • oogsten Verb (oogst, oogstte, oogstten, geoogst)
    • plukken Verb (pluk, plukt, plukte, plukten, geplukt)

Konjugationen für oogsten:

o.t.t.
  1. oogst
  2. oogst
  3. oogst
  4. oogsten
  5. oogsten
  6. oogsten
o.v.t.
  1. oogstte
  2. oogstte
  3. oogstte
  4. oogstten
  5. oogstten
  6. oogstten
v.t.t.
  1. heb geoogst
  2. hebt geoogst
  3. heeft geoogst
  4. hebben geoogst
  5. hebben geoogst
  6. hebben geoogst
v.v.t.
  1. had geoogst
  2. had geoogst
  3. had geoogst
  4. hadden geoogst
  5. hadden geoogst
  6. hadden geoogst
o.t.t.t.
  1. zal oogsten
  2. zult oogsten
  3. zal oogsten
  4. zullen oogsten
  5. zullen oogsten
  6. zullen oogsten
o.v.t.t.
  1. zou oogsten
  2. zou oogsten
  3. zou oogsten
  4. zouden oogsten
  5. zouden oogsten
  6. zouden oogsten
en verder
  1. is geoogst
  2. zijn geoogst
diversen
  1. oogst!
  2. oogst!
  3. geoogst
  4. oogstend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwandte Wörter für "oogsten":