Niederländisch

Detailed Synonyms for los in Niederländisch

los:

los Adjektiv

  1. los
    mobiel; los; beweegbaar; verzetbaar; verplaatsbaar; roerend
  2. los
    los; niet vast
  3. los
  4. los
    pulverig; los; rul; mul
  5. los
    wankelend; wankelbaar; rank; los; wankel; onvast
  6. los
    – niet of niet stevig vast 1
    los
    – niet of niet stevig vast 1
    • los Adjektiv
      • de hond is los1
  7. los
    – niet strak of gespannen 1
    los
    – niet strak of gespannen 1
    • los Adjektiv
      • je moet je spieren los maken1

los [de ~ (m)] Nomen

  1. de los
    – op zichzelf, afzonderlijk 1
    de los
    – op zichzelf, afzonderlijk 1
    • los [de ~ (m)] Nomen
      • hij schreef enkele losse woorden1

Verwandte Wörter für "los":


Antonyme für "los":


Verwandte Definitionen für "los":

  1. niet of niet stevig vast1
    • de hond is los1
  2. niet strak of gespannen1
    • je moet je spieren los maken1
  3. op zichzelf, afzonderlijk1
    • hij schreef enkele losse woorden1

los form of lossen:

lossen Verb (los, lost, loste, losten, gelost)

  1. lossen
    ontladen; lossen; afladen; iets uitladen
    • ontladen Verb (ontlaad, ontlaadt, ontlaadde, ontlaadden, ontladen)
    • lossen Verb (los, lost, loste, losten, gelost)
    • afladen Verb (laad af, laadt af, laadde af, laadden af, afgeladen)
  2. lossen
    lossen; uitladen
    • lossen Verb (los, lost, loste, losten, gelost)
    • uitladen Verb (laad uit, laadt uit, laadde uit, laadden uit, uitgeladen)
  3. lossen
    – er de lading uithalen 1
    lossen
    – er de lading uithalen 1
    • lossen Verb (los, lost, loste, losten, gelost)
      • het schip werd in Rotterdam gelost1
  4. lossen
    – het niet langer vasthouden 1
    lossen
    – het niet langer vasthouden 1
    • lossen Verb (los, lost, loste, losten, gelost)
      • de duiven werden gelost1

Konjugationen für lossen:

o.t.t.
  1. los
  2. lost
  3. lost
  4. lossen
  5. lossen
  6. lossen
o.v.t.
  1. loste
  2. loste
  3. loste
  4. losten
  5. losten
  6. losten
v.t.t.
  1. heb gelost
  2. hebt gelost
  3. heeft gelost
  4. hebben gelost
  5. hebben gelost
  6. hebben gelost
v.v.t.
  1. had gelost
  2. had gelost
  3. had gelost
  4. hadden gelost
  5. hadden gelost
  6. hadden gelost
o.t.t.t.
  1. zal lossen
  2. zult lossen
  3. zal lossen
  4. zullen lossen
  5. zullen lossen
  6. zullen lossen
o.v.t.t.
  1. zou lossen
  2. zou lossen
  3. zou lossen
  4. zouden lossen
  5. zouden lossen
  6. zouden lossen
en verder
  1. ben gelost
  2. bent gelost
  3. is gelost
  4. zijn gelost
  5. zijn gelost
  6. zijn gelost
diversen
  1. los!
  2. lost!
  3. gelost
  4. lossend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

lossen [het ~] Nomen

  1. het lossen
    het lossen; uitladen; afladen

Verwandte Definitionen für "lossen":

  1. er de lading uithalen1
    • het schip werd in Rotterdam gelost1
  2. het niet langer vasthouden1
    • de duiven werden gelost1

Related Synonyms for los