Niederländisch

Detailed Synonyms for levendig in Niederländisch

levendig:

levendig Adjektiv

  1. levendig
    geagiteerd; levendig; verhit
  2. levendig
    blijmoedig; vrolijk; levendig; opgetogen; zonnig; lustig; opgewekt; uitgelaten; fideel; jolig; monter; dartel; kwiek; welgemoed; wakker; fleurig; blijgeestig; blij; opgeruimd; geestig; kleurig
  3. levendig
    vrolijk; levendig; levenslustig; opgewekt; monter; blij; dartel; blijmoedig; tierig; opgetogen
  4. levendig
    dynamisch; actief; energiek; beweeglijk; levendig
  5. levendig
    energiek; vief; levendig; vol fut; geanimeerd
  6. levendig
    – beweeglijk, druk en opgewekt 1
    levendig
    – beweeglijk, druk en opgewekt 1
    • levendig Adjektiv
      • hij zat levendig te praten1

Verwandte Wörter für "levendig":

  • levendigheid, levendiger, levendigere, levendigst, levendigste, levendige

Antonyme für "levendig":


Verwandte Definitionen für "levendig":

  1. beweeglijk, druk en opgewekt1
    • hij zat levendig te praten1