Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. kant:
  2. kanten:


Niederländisch

Detailed Synonyms for kant in Niederländisch

kant:

kant [de ~ (m)] Nomen

  1. de kant
    de zijde; de kant; de zij
  2. de kant
    de kant; de rand; de zijkant
  3. de kant
    de kant; kantkloswerk; het kantwerk
  4. de kant
    – kunstig opengewerkt weefsel 1
    de kant
    – kunstig opengewerkt weefsel 1
    • kant [de ~ (m)] Nomen
      • zij draagt een kraagje van kant1
  5. de kant
    – elk van de twee delen tegenover elkaar 1
    de kant; de zijde
    – elk van de twee delen tegenover elkaar 1
    • kant [de ~ (m)] Nomen
      • hij woont aan de andere kant van de stad1
    • zijde [de ~] Nomen
      • ik lig graag op mij zij1
  6. de kant
    – vlak van een voorwerp 1
    de kant; de zijde
    – vlak van een voorwerp 1
    • kant [de ~ (m)] Nomen
      • een dobbelsteen heeft zes kanten1
    • zijde [de ~] Nomen
      • een kubus heeft zes zijden1

kant Adjektiv

  1. kant
    – buitenste strook 1
    kant; de rand
    – buitenste strook 1
    • kant Adjektiv
      • kom niet te dicht bij de kant, anders val je in het water1
    • rand [de ~ (m)] Nomen
      • hij ging op de rand van het bed zitten1

Verwandte Wörter für "kant":


Alternate Synonyms for "kant":


Verwandte Definitionen für "kant":

  1. kunstig opengewerkt weefsel1
    • zij draagt een kraagje van kant1
  2. buitenste strook1
    • kom niet te dicht bij de kant, anders val je in het water1
  3. elk van de twee delen tegenover elkaar1
    • hij woont aan de andere kant van de stad1
  4. vlak van een voorwerp1
    • een dobbelsteen heeft zes kanten1

kant form of kanten:

kanten Adjektiv

  1. kanten
    kanten

kanten [de ~] Nomen, Plural

  1. de kanten
    de kanten; de randen; de richels
  2. de kanten
    de marges; de kanten

Verwandte Wörter für "kanten":


Related Synonyms for kant