Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. immers:


Niederländisch

Detailed Synonyms for immers in Niederländisch

immers:

immers Adjektiv

  1. immers
    immers

immers

  1. immers
    – toch zeker 1
    immers
    – toch zeker 1
    • immers
      • ik heb het je immers beloofd!1
  2. immers
    – er wordt een reden of argument genoemd 1
    namelijk; de want; immers
    – er wordt een reden of argument genoemd 1
    • namelijk adv
      • hij is uit zijn huis gezet, hij betaalde de huur namelijk niet1
    • want [de ~] Nomen
      • Piet gaat niet naar de film want hij heeft hem al gezien1
    • immers
      • zout is gezond, alle mensen hebben immers zout nodig1

Alternate Synonyms for "immers":


Verwandte Definitionen für "immers":

  1. toch zeker1
    • ik heb het je immers beloofd!1
  2. er wordt een reden of argument genoemd1
    • zout is gezond, alle mensen hebben immers zout nodig1