Niederländisch

Detailed Synonyms for geniepig in Niederländisch

geniepig:

geniepig Adjektiv

  1. geniepig
    gemeen; achterbaks; sluw; geraffineerd; uitgekookt; geslepen; snood; slinks; stiekem; leep; gewiekst; geniepig; listig; doortrapt; gehaaid; gluiperig
  2. geniepig
    achterbaks; stiekem; doortrapt; listig; geniepig; snood; slinks; in het geniep; gluiperig
  3. geniepig
    stiekem; in het geniep; snood; gluiperig; achterbaks; geniepig
  4. geniepig
    geniepig
  5. geniepig
    – stiekem en een beetje gemeen 1
    geniepig
    – stiekem en een beetje gemeen 1
    • geniepig Adjektiv
      • het vasthouden van die poes was een geniepige streek1

Verwandte Wörter für "geniepig":

  • geniepigheid, geniepiger, geniepigere, geniepigst, geniepigste, geniepige

Verwandte Definitionen für "geniepig":

  1. stiekem en een beetje gemeen1
    • het vasthouden van die poes was een geniepige streek1