Übersicht
Niederländisch Synonyms:   mehr Daten
  1. dokter:
  2. dokteren:


Niederländisch

Detailed Synonyms for dokter in Niederländisch

dokter:

dokter [de ~ (m)] Nomen

  1. de dokter
    de arts; de dokter; de medicus; de geneesheer
  2. de dokter
    de dokter
  3. de dokter
    – wie een officiële bevoegdheid heeft om zieken te behandelen 1
    de dokter; de arts
    – wie een officiële bevoegdheid heeft om zieken te behandelen 1
    • dokter [de ~ (m)] Nomen
      • je moet met die wond naar de dokter1
    • arts [de ~ (m)] Nomen
      • die man is ziek, er moet een arts bij komen1

Verwandte Wörter für "dokter":


Alternate Synonyms for "dokter":


Verwandte Definitionen für "dokter":

  1. wie een officiële bevoegdheid heeft om zieken te behandelen1
    • je moet met die wond naar de dokter1

dokteren:

dokteren [znw.] Nomen

  1. dokteren
    dokteren; oplappen

dokteren Verb (dokter, doktert, dokterde, dokterden, gedokterd)

  1. dokteren
    dokteren
    • dokteren Verb (dokter, doktert, dokterde, dokterden, gedokterd)

Konjugationen für dokteren:

o.t.t.
  1. dokter
  2. doktert
  3. doktert
  4. dokteren
  5. dokteren
  6. dokteren
o.v.t.
  1. dokterde
  2. dokterde
  3. dokterde
  4. dokterden
  5. dokterden
  6. dokterden
v.t.t.
  1. heb gedokterd
  2. hebt gedokterd
  3. heeft gedokterd
  4. hebben gedokterd
  5. hebben gedokterd
  6. hebben gedokterd
v.v.t.
  1. had gedokterd
  2. had gedokterd
  3. had gedokterd
  4. hadden gedokterd
  5. hadden gedokterd
  6. hadden gedokterd
o.t.t.t.
  1. zal dokteren
  2. zult dokteren
  3. zal dokteren
  4. zullen dokteren
  5. zullen dokteren
  6. zullen dokteren
o.v.t.t.
  1. zou dokteren
  2. zou dokteren
  3. zou dokteren
  4. zouden dokteren
  5. zouden dokteren
  6. zouden dokteren
diversen
  1. dokter!
  2. doktert!
  3. gedokterd
  4. dokterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Verwandte Wörter für "dokteren":


Related Synonyms for dokter