Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. fijndrukken:


Niederländisch

Detailübersetzungen für fijndrukken (Niederländisch) ins Französisch

fijndrukken:

fijndrukken Verb

  1. fijndrukken (platdrukken; pletten; platmaken)
    écraser; aplatir; mâchurer; planer; broyer; comprimer; compresser; laminer
    • écraser Verb (écrase, écrases, écrasons, écrasez, )
    • aplatir Verb (aplatis, aplatit, aplatissons, aplatissez, )
    • mâchurer Verb (mâchure, mâchures, mâchurons, mâchurez, )
    • planer Verb (plane, planes, planons, planez, )
    • broyer Verb (broie, broies, broyons, broyez, )
    • comprimer Verb (comprime, comprimes, comprimons, comprimez, )
    • compresser Verb (compresse, compresses, compressons, compressez, )
    • laminer Verb (lamine, lamines, laminons, laminez, )

Übersetzung Matrix für fijndrukken:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aplatir fijndrukken; platdrukken; platmaken; pletten afplatten; effenen; platmaken; platstampen; platwalsen; uitgommen; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vlakken; wegvegen; wissen
broyer fijndrukken; platdrukken; platmaken; pletten aan stukken slaan; aantasten; aanvreten; bederven; bedwingen; beschadigen; beteugelen; fijn maken; fijnmaken; fijnstampen; in bedwang houden; inslaan; kapotdrukken; kapotgooien; kapotslaan; onderdrukken; platdrukken; stampen; stukgooien; stukslaan; terughouden; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; verpletteren
compresser fijndrukken; platdrukken; platmaken; pletten comprimeren; inpakken; klemmen; knellen; omklemmen; samendrukken; samenpersen; strak zitten; vasthouden; vastklemmen; vastknellen
comprimer fijndrukken; platdrukken; platmaken; pletten comprimeren; inpersen; insnoeren; kleiner maken; klemmen; knellen; omklemmen; samendrukken; samenpersen; strak zitten; vasthouden; vastklemmen; vastknellen; verkleinen
laminer fijndrukken; platdrukken; platmaken; pletten lamineren; platstampen; platwalsen
mâchurer fijndrukken; platdrukken; platmaken; pletten fijnmaken; platdrukken; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; verpletteren
planer fijndrukken; platdrukken; platmaken; pletten gladmaken; gladwrijven; hangen; planeren; polijsten; zweven
écraser fijndrukken; platdrukken; platmaken; pletten aan stukken slaan; bedwingen; beteugelen; breken; doen neerstorten; fijn maken; fijnmaken; fijnmalen; fijnstampen; in bedwang houden; in stukken breken; inslaan; kapotbreken; kapotdrukken; kapotgooien; kapotslaan; malen; neerstorten; omverrijden; onderdrukken; overheen rijden; overrijden; overschrijven; platdrukken; platlopen; platstampen; platwalsen; stampen; stukgooien; stukslaan; terughouden; verbrijzelen; vergruizen; vermalen; vermorzelen; verpletteren