Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. buitelen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für buitelen (Niederländisch) ins Französisch

buitelen:

buitelen Verb (buitel, buitelt, buitelde, buitelden, gebuiteld)

  1. buitelen (duikelen)
    tomber; renverser; basculer; dégringoler; culbuter; faire la culbute
    • tomber Verb (tombe, tombes, tombons, tombez, )
    • renverser Verb (renverse, renverses, renversons, renversez, )
    • basculer Verb (bascule, bascules, basculons, basculez, )
    • dégringoler Verb (dégringole, dégringoles, dégringolons, dégringolez, )
    • culbuter Verb (culbute, culbutes, culbutons, culbutez, )

Konjugationen für buitelen:

o.t.t.
  1. buitel
  2. buitelt
  3. buitelt
  4. buitelen
  5. buitelen
  6. buitelen
o.v.t.
  1. buitelde
  2. buitelde
  3. buitelde
  4. buitelden
  5. buitelden
  6. buitelden
v.t.t.
  1. ben gebuiteld
  2. bent gebuiteld
  3. is gebuiteld
  4. zijn gebuiteld
  5. zijn gebuiteld
  6. zijn gebuiteld
v.v.t.
  1. was gebuiteld
  2. was gebuiteld
  3. was gebuiteld
  4. waren gebuiteld
  5. waren gebuiteld
  6. waren gebuiteld
o.t.t.t.
  1. zal buitelen
  2. zult buitelen
  3. zal buitelen
  4. zullen buitelen
  5. zullen buitelen
  6. zullen buitelen
o.v.t.t.
  1. zou buitelen
  2. zou buitelen
  3. zou buitelen
  4. zouden buitelen
  5. zouden buitelen
  6. zouden buitelen
diversen
  1. buitel!
  2. buitelt!
  3. gebuiteld
  4. buitelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für buitelen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
basculer buitelen; duikelen dompen; flikkeren; kantelen; kapseizen; kelderen; kiepen; kieperen; neervallen; omkantelen; omrollen; omvallen; omver kiepen; omverslaan; omvervallen; onderuitgaan; op de grond vallen; op zijn bek gaan; over een kant vallen; ten val komen; tuimelen; vallen
culbuter buitelen; duikelen flikkeren; kelderen; kiepen; kieperen; neervallen; omrollen; omvallen; omvervallen; op de grond vallen; tuimelen; vallen
dégringoler buitelen; duikelen flikkeren; kelderen; kiepen; kieperen; neervallen; op de grond vallen; tuimelen; vallen
faire la culbute buitelen; duikelen onderuitgaan; op zijn bek gaan; ten val komen; vallen
renverser buitelen; duikelen amenderen; doen buigen; dompen; herzien; kantelen; keren; kiepen; modificeren; omblazen; ombuigen; omduwen; omgieten; omgooien; omkeren; omkiepen; omkieperen; omspringen; omstoten; omver kiepen; omvergooien; omverrijden; omverslaan; omverspringen; omverstoten; omvertrekken; omverwaaien; omverwerpen; omwaaien; omwerken; omwerpen; onderuitgaan; op zijn bek gaan; overheen rijden; overkiepen; overrijden; ten val brengen; ten val komen; teruggaan; vallen; veranderen; wijzigen; wippen
tomber buitelen; duikelen afdalen; afhangen; doen neerstorten; eraf vallen; flikkeren; hangen; kelderen; kiepen; kieperen; landen; naar beneden dalen; naar beneden donderen; naar beneden komen; naar beneden storten; naar beneden vallen; neerdalen; neerkomen; neerstorten; omlaagkomen; omlaagstorten; omlaagvallen; omrollen; omvallen; omvervallen; onderuitgaan; op de grond komen; op zijn bek gaan; ten val komen; terechtkomen; tuimelen; vallen; zakken