Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. aaneengesloten:
  2. aaneensluiten:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für aaneengesloten (Niederländisch) ins Französisch

aaneengesloten:

aaneengesloten Adjektiv

  1. aaneengesloten (een eenheid vormend; samenhangend; verbonden; verenigd)
    lié; allié; uni; réuni; noué; unanimement; unanime
  2. aaneengesloten (aaneengeregen)
    enfilé; suivant; uni
  3. aaneengesloten (onophoudelijk; ononderbroken; voortdurend; )
  4. aaneengesloten
    à bandes

Übersetzung Matrix für aaneengesloten:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
allié bondgenoot; geallieerde; handlanger; medestander; trawant; voorstander
lié aanknopen
permanent vrijgestelde
suivant volgende
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
lié aaneengesloten; een eenheid vormend; samenhangend; verbonden; verenigd aangesloten; eendrachtig; eensgezind; geboeid; gebonden; harmonieus; niet vrij; obligaat; obligatoir; onvrij; saamhorig; vastgebonden; vastgemaakt; vereist; verplicht
à bandes aaneengesloten
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
allié aaneengesloten; een eenheid vormend; samenhangend; verbonden; verenigd geallieerd; gerelateerd; verwant
continuel aaneengesloten; aanhoudend; continu; continue; doorlopend; onafgebroken; ononderbroken; onophoudelijk; voortdurend aanhoudend; altijd; altijddurend; bestendig; blijvend; constant; continu; continue; doorgaand; doorlopend; eeuwig; gelijkmatig; gestaag; immer; onafgebroken; onafgelaten; ononderbroken; onophoudelijk; onvermoeibaar; permanent; steeds; voortdurend
continuelle aaneengesloten; aanhoudend; continu; continue; doorlopend; onafgebroken; ononderbroken; onophoudelijk; voortdurend aanhoudend; altijd; altijddurend; constant; continu; continue; doorlopend; eeuwig; immer; onafgebroken; onafgelaten; ononderbroken; onophoudelijk; permanent; steeds; voortdurend
continuellement aaneengesloten; aanhoudend; continu; continue; doorlopend; onafgebroken; ononderbroken; onophoudelijk; voortdurend aanhoudend; altijd; altijddurend; constant; continu; continue; de hele tijd; doorgaand; doorlopend; eeuwig; immer; onafgebroken; onafgelaten; ononderbroken; onophoudelijk; onvermoeibaar; onvermoeid; permanent; steeds; uitentreuren; voortdurend
enfilé aaneengeregen; aaneengesloten
incessant aaneengesloten; aanhoudend; continu; continue; doorlopend; onafgebroken; ononderbroken; onophoudelijk; voortdurend aanhoudend; altijd; altijddurend; constant; continu; continue; doorlopend; eeuwig; immer; onafgebroken; onafgelaten; ononderbroken; onophoudelijk; permanent; steeds; voortdurend
ininterrompu aaneengesloten; aanhoudend; continu; continue; doorlopend; onafgebroken; ononderbroken; onophoudelijk; voortdurend aanhoudend; altijd; altijddurend; constant; continu; continue; doorgaand; doorlopend; eeuwig; immer; onafgebroken; onafgelaten; ononderbroken; onophoudelijk; permanent; steeds; voortdurend
noué aaneengesloten; een eenheid vormend; samenhangend; verbonden; verenigd geboeid; gestrikt; vastgebonden; vastgemaakt
permanent aaneengesloten; aanhoudend; continu; continue; doorlopend; onafgebroken; ononderbroken; onophoudelijk; voortdurend aldoor; almaar; altijd; altijddurend; bestendig; blijvend; constant; continu; continue; de hele tijd; definitief; doorgaand; doorlopend; eeuwig; gedurig; immer; ononderbroken; onophoudelijk; onveranderlijk; onvermoeibaar; permanent; steeds; telkens; vastgesteld; vaststaand; voortdurend
perpétuellement aaneengesloten; aanhoudend; continu; continue; doorlopend; onafgebroken; ononderbroken; onophoudelijk; voortdurend altijd; altijddurend; constant; continu; continue; doorlopend; eeuwig; immer; onophoudelijk; permanent; steeds; uitentreuren; voortdurend
réuni aaneengesloten; een eenheid vormend; samenhangend; verbonden; verenigd aaneen; bij elkaar; bijeen; eendrachtig; eensgezind; gemeenschappelijk; gezamenlijk; harmonieus; in elkaar; ineen; met z'n beiden; met zijn allen; saamhorig; samen; tezamen
sans cesse aaneengesloten; aanhoudend; continu; continue; doorlopend; onafgebroken; ononderbroken; onophoudelijk; voortdurend aanhoudend; aldoor; almaar; altijd; altijddurend; constant; continu; continue; de hele tijd; doorlopend; eeuwig; gedurig; immer; niet aflatend; onafgebroken; onafgelaten; ononderbroken; onophoudelijk; onvermoeibaar; permanent; steeds; steeds opnieuw; telkens; voortdurend
suivant aaneengeregen; aaneengesloten aanstaande; conform; eerstvolgend; hierna; hierop; in overeenkomst met; ingevolge; komend; na dit; nakomend; navolgend; onderstaand; onderstaande; opvolgend; overeenkomstig; overeenstemmend; volgend; volgende; volgens
unanime aaneengesloten; een eenheid vormend; samenhangend; verbonden; verenigd eendrachtig; eenparig; eensgezind; eenstemmig; harmonieus; saamhorig; unaniem
unanimement aaneengesloten; een eenheid vormend; samenhangend; verbonden; verenigd eendrachtig; eenparig; eensgezind; eenstemmig; harmonieus; saamhorig; unaniem
uni aaneengeregen; aaneengesloten; een eenheid vormend; samenhangend; verbonden; verenigd eendrachtig; eensgezind; effen; harmonieus; saamhorig; van één kleur

aaneensluiten:

aaneensluiten Verb (sluit aaneen, sloot aaneen, sloten aaneen, aaneengesloten)

  1. aaneensluiten (klieken)

Konjugationen für aaneensluiten:

o.t.t.
  1. sluit aaneen
  2. sluit aaneen
  3. sluit aaneen
  4. sluiten aaneen
  5. sluiten aaneen
  6. sluiten aaneen
o.v.t.
  1. sloot aaneen
  2. sloot aaneen
  3. sloot aaneen
  4. sloten aaneen
  5. sloten aaneen
  6. sloten aaneen
v.t.t.
  1. heb aaneengesloten
  2. hebt aaneengesloten
  3. heeft aaneengesloten
  4. hebben aaneengesloten
  5. hebben aaneengesloten
  6. hebben aaneengesloten
v.v.t.
  1. had aaneengesloten
  2. had aaneengesloten
  3. had aaneengesloten
  4. hadden aaneengesloten
  5. hadden aaneengesloten
  6. hadden aaneengesloten
o.t.t.t.
  1. zal aaneensluiten
  2. zult aaneensluiten
  3. zal aaneensluiten
  4. zullen aaneensluiten
  5. zullen aaneensluiten
  6. zullen aaneensluiten
o.v.t.t.
  1. zou aaneensluiten
  2. zou aaneensluiten
  3. zou aaneensluiten
  4. zouden aaneensluiten
  5. zouden aaneensluiten
  6. zouden aaneensluiten
diversen
  1. sluit aaneen!
  2. sluit aaneen!
  3. aaneengesloten
  4. aaneensluitende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für aaneensluiten:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
former une clique aaneensluiten; klieken

Wiktionary Übersetzungen für aaneensluiten:

aaneensluiten