Übersicht
Niederländisch nach Französisch:   mehr Daten
  1. teisteren:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für teisteren (Niederländisch) ins Französisch

teisteren:

teisteren Verb (teister, teistert, teisterde, teisterden, geteisterd)

  1. teisteren (lastigvallen)
    harceler; ennuyer; déranger; importuner; agacer; gêner
    • harceler Verb (harcelle, harcelles, harcelons, harcelez, )
    • ennuyer Verb (ennuie, ennuies, ennuyons, ennuyez, )
    • déranger Verb (dérange, déranges, dérangeons, dérangez, )
    • importuner Verb (importune, importunes, importunons, importunez, )
    • agacer Verb (agace, agaces, agaçons, agacez, )
    • gêner Verb (gêne, gênes, gênons, gênez, )

Konjugationen für teisteren:

o.t.t.
  1. teister
  2. teistert
  3. teistert
  4. teisteren
  5. teisteren
  6. teisteren
o.v.t.
  1. teisterde
  2. teisterde
  3. teisterde
  4. teisterden
  5. teisterden
  6. teisterden
v.t.t.
  1. heb geteisterd
  2. hebt geteisterd
  3. heeft geteisterd
  4. hebben geteisterd
  5. hebben geteisterd
  6. hebben geteisterd
v.v.t.
  1. had geteisterd
  2. had geteisterd
  3. had geteisterd
  4. hadden geteisterd
  5. hadden geteisterd
  6. hadden geteisterd
o.t.t.t.
  1. zal teisteren
  2. zult teisteren
  3. zal teisteren
  4. zullen teisteren
  5. zullen teisteren
  6. zullen teisteren
o.v.t.t.
  1. zou teisteren
  2. zou teisteren
  3. zou teisteren
  4. zouden teisteren
  5. zouden teisteren
  6. zouden teisteren
en verder
  1. ben geteisterd
  2. bent geteisterd
  3. is geteisterd
  4. zijn geteisterd
  5. zijn geteisterd
  6. zijn geteisterd
diversen
  1. teister!
  2. teistert!
  3. geteisterd
  4. teisterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für teisteren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
agacer lastigvallen; teisteren aanblazen; aanstoken; aanwakkeren; ergeren; irriteren; jennen; koeioneren; kwellen; narren; op de zenuwen werken; oppoken; opstoken; pesten; plagen; poken; sarren; stangen; stoken; tarten; tergen; treiteren; uitdagen; vervelen; zieken
déranger lastigvallen; teisteren belemmeren; beletten; hinderen; obstructie plegen; onmogelijk maken; ontrieven; storen; verhinderen; verstoren; vertoornen
ennuyer lastigvallen; teisteren vervelen; zemelen
gêner lastigvallen; teisteren belemmeren; beletten; dwarsbomen; dwarsliggen; dwarszitten; generen; hinderen; obstructie plegen; onmogelijk maken; op zijn hart hebben; schamen; storen; tegenwerken; verhinderen; verstoren; vertoornen
harceler lastigvallen; teisteren jennen; omwoelen; pesten; plagen; sarren; stangen; tarten; tergen; treiteren; uitdagen; zieken
importuner lastigvallen; teisteren belasten; koeioneren; kwellen; narren; ontrieven; opdragen; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren