Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. wrikken:


Niederländisch

Detailübersetzungen für wrikken (Niederländisch) ins Spanisch

wrikken:

wrikken Verb (wrik, wrikt, wrikte, wrikten, gewrikt)

  1. wrikken (wriggelen)
  2. wrikken

Konjugationen für wrikken:

o.t.t.
  1. wrik
  2. wrikt
  3. wrikt
  4. wrikken
  5. wrikken
  6. wrikken
o.v.t.
  1. wrikte
  2. wrikte
  3. wrikte
  4. wrikten
  5. wrikten
  6. wrikten
v.t.t.
  1. heb gewrikt
  2. hebt gewrikt
  3. heeft gewrikt
  4. hebben gewrikt
  5. hebben gewrikt
  6. hebben gewrikt
v.v.t.
  1. had gewrikt
  2. had gewrikt
  3. had gewrikt
  4. hadden gewrikt
  5. hadden gewrikt
  6. hadden gewrikt
o.t.t.t.
  1. zal wrikken
  2. zult wrikken
  3. zal wrikken
  4. zullen wrikken
  5. zullen wrikken
  6. zullen wrikken
o.v.t.t.
  1. zou wrikken
  2. zou wrikken
  3. zou wrikken
  4. zouden wrikken
  5. zouden wrikken
  6. zouden wrikken
diversen
  1. wrik!
  2. wrikt!
  3. gewrikt
  4. wrikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für wrikken:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
cinglar wrikken
mover wriggelen; wrikken beroeren; bewegen; deponeren; disloqueren; duwen; gaan; iets verplaatsen; leggen; lopen; mixen; mobiliseren; neerleggen; neerzetten; omroeren; onderuit halen; ontroeren; opschudden; plaatsen; raken; roeren; stappen; stationeren; treffen; verleggen; verplaatsen; verschikken; verschuiven; vervoeren; verzetten; voortbewegen; voortduwen; vooruitduwen; zetten; zich verplaatsen; zich voortbewegen
mover tirando y empujando wrikken
retorcer wriggelen; wrikken klemmen; knellen; met iemand worstelen; omklemmen; uitwringen; verwringen; worstelen; wringen
torcer wrikken afdraaien; buigen; eer betuigen; ineendraaien; krom buigen; krombuigen; krommen; met iemand worstelen; ombuigen; verbuigen; welven; worstelen