Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. seconderen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für seconderen (Niederländisch) ins Spanisch

seconderen:

seconderen Verb (secondeer, secondeert, secondeerde, secondeerden, gesecondeerd)

  1. seconderen (helpen; assisteren; ondersteunen; )

Konjugationen für seconderen:

o.t.t.
  1. secondeer
  2. secondeert
  3. secondeert
  4. seconderen
  5. seconderen
  6. seconderen
o.v.t.
  1. secondeerde
  2. secondeerde
  3. secondeerde
  4. secondeerden
  5. secondeerden
  6. secondeerden
v.t.t.
  1. heb gesecondeerd
  2. hebt gesecondeerd
  3. heeft gesecondeerd
  4. hebben gesecondeerd
  5. hebben gesecondeerd
  6. hebben gesecondeerd
v.v.t.
  1. had gesecondeerd
  2. had gesecondeerd
  3. had gesecondeerd
  4. hadden gesecondeerd
  5. hadden gesecondeerd
  6. hadden gesecondeerd
o.t.t.t.
  1. zal seconderen
  2. zult seconderen
  3. zal seconderen
  4. zullen seconderen
  5. zullen seconderen
  6. zullen seconderen
o.v.t.t.
  1. zou seconderen
  2. zou seconderen
  3. zou seconderen
  4. zouden seconderen
  5. zouden seconderen
  6. zouden seconderen
en verder
  1. ben gesecondeerd
  2. bent gesecondeerd
  3. is gesecondeerd
  4. zijn gesecondeerd
  5. zijn gesecondeerd
  6. zijn gesecondeerd
diversen
  1. secondeer!
  2. secondeert!
  3. gesecondeerd
  4. seconderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für seconderen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
atender gehoor; gevolg; gevolg geven aan; klaarstaan
servir opdienen; serveren
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
asistir assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen assisteren; bijspringen; erbij zijn; handreiken; iemand vervangen; iets in te brengen hebben; inbrengen; meehelpen; tegenwoordig zijn; verplegen; verzorgen
atender assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen aandachtig luisteren; aanhoren; afrekenen; assisteren; beantwoorden; bedienen; belonen; betalen; bezoldigen; bijspringen; dokken; gehoorzamen; handreiken; honoreren; iemand vervangen; knoppen bedienen; lonen; luisteren; ondervragen; opletten; overhoren; salariëren; serveren; toehoren; toeluisteren; uithoren; uitvragen; verhoren; verplegen; verzorgen; zorg dragen; zorgen; zorgen voor; zorgen voor iets
ayudar assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen assisteren; avanceren; bijdragen; bijspringen; doorhelpen; handreiken; helpen; iemand vervangen; meehelpen; promoten; verder helpen; verderhelpen; vooruithelpen
colaborar assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen assisteren; coöpereren; handreiken; samenwerken
cooperar assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen assisteren; coöpereren; handreiken; meewerken; samenwerken
ser de ayuda assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen behulpzaam zijn; gedienstig zijn
servir assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen aan tafel bedienen; assisteren; bedienen; bijgieten; dienen; dienst doen; doneren; eten opscheppen; gerieven; geven; gunnen; gunst verlenen; handreiken; inschenken; intappen; knoppen bedienen; opdienen; opdissen; opscheppen; schenken; serveren; tappen; van dienst zijn; voorschotelen; voorzetten
sostener assisteren; bijspringen; bijstaan; helpen; ondersteunen; seconderen; weldoen aanjagen; aansporen; hooghouden; in de hoogte houden; motiveren; omhooghouden; ondersteunen; ophouden; opjutten; porren; rugsteunen; steunen