Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. opeenhopen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für opeenhopen (Niederländisch) ins Spanisch

opeenhopen:

opeenhopen Verb (hoop opeen, hoopt opeen, hoopte opeen, hoopten opeen, opeengehoopt)

  1. opeenhopen (op elkaar stapelen; opstapelen; stapelen; op elkaar zetten)
  2. opeenhopen (accumuleren; hopen)
  3. opeenhopen (bijeenzamelen; verzamelen; vergaren; sparen; oppotten)

Konjugationen für opeenhopen:

o.t.t.
  1. hoop opeen
  2. hoopt opeen
  3. hoopt opeen
  4. hopen opeen
  5. hopen opeen
  6. hopen opeen
o.v.t.
  1. hoopte opeen
  2. hoopte opeen
  3. hoopte opeen
  4. hoopten opeen
  5. hoopten opeen
  6. hoopten opeen
v.t.t.
  1. ben opeengehoopt
  2. bent opeengehoopt
  3. is opeengehoopt
  4. zijn opeengehoopt
  5. zijn opeengehoopt
  6. zijn opeengehoopt
v.v.t.
  1. was opeengehoopt
  2. was opeengehoopt
  3. was opeengehoopt
  4. waren opeengehoopt
  5. waren opeengehoopt
  6. waren opeengehoopt
o.t.t.t.
  1. zal opeenhopen
  2. zult opeenhopen
  3. zal opeenhopen
  4. zullen opeenhopen
  5. zullen opeenhopen
  6. zullen opeenhopen
o.v.t.t.
  1. zou opeenhopen
  2. zou opeenhopen
  3. zou opeenhopen
  4. zouden opeenhopen
  5. zouden opeenhopen
  6. zouden opeenhopen
diversen
  1. hoop opeen!
  2. hoopt opeen!
  3. opeengehoopt
  4. opeenhopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

opeenhopen [znw.] Nomen

  1. opeenhopen (opstapelen; cumuleren)
    el aumento; la acumulación

Übersetzung Matrix für opeenhopen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
acumulación cumuleren; opeenhopen; opstapelen accumulatie; bende; berg; cumulatie; groep; hoop; massa; opaarden; opeenhoping; opeenstapeling; ophopen; ophoping; opstapeling; opstopping; samenscholing; samenvoeging; selectie; sortering; stapel; stapelen; stel; troep; verhogen; verstopping; verzameling
aumento cumuleren; opeenhopen; opstapelen aangroei; aanvulling; aanwas; aanwinst; bijbetaling; expansie; gezwel; groei; groter worden; klimmen; knobbel; omhoogkomen; opaarden; ophopen; opstijgen; stapelen; stijgen; stijging; toename; toename voorraad; toeneming; tumor; uitbreiding; uitvergroting; uitzetting; vergroting; verhogen; verhogen van de waarde; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking
juntar aanvoegen; bijeen voegen; bijeenbrenging; muren voegen; samendoen; verbinden; verzameling; voegen
recoger inhalen; naar binnen halen; rapen
reunir bijeen voegen; bijeenbrenging; verzameling
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
acopiar bijeenzamelen; opeenhopen; oppotten; sparen; vergaren; verzamelen bijeenzoeken; op bankrekening zetten; opkopen; overnemen; sparen; vergaren; verzamelen
acumular accumuleren; bijeenzamelen; hopen; op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; oppotten; opstapelen; sparen; stapelen; vergaren; verzamelen aangroeien; accumuleren; bijeen harken; bijeen scharrelen; bijeenschrapen; bijeenzoeken; op bankrekening zetten; samenpakken; samenrapen; sparen; vergaren; vermenigvuldigen; verzamelen; voortplanten; zich ophopen; zich opstapelen; zich vermeerderen
acumularse accumuleren; hopen; op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; opstapelen; stapelen aangroeien; accumuleren; cumuleren; ophopen; opkroppen; opstapelen; vermenigvuldigen; voortplanten; zich ophopen; zich opstapelen; zich vermeerderen
ahorrar bijeenzamelen; opeenhopen; oppotten; sparen; vergaren; verzamelen achteruitgaan; afnemen; besparen; bezuinigen; declineren; doneren; geven; gunnen; gunst verlenen; korten; matigen; minder gebruiken; minder worden; op bankrekening zetten; opsparen; schenken; sparen
amontonar accumuleren; hopen; op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; opstapelen; stapelen
amontonarse accumuleren; hopen; opeenhopen samendringen; vermenigvuldigen; voortplanten
apilar accumuleren; hopen; op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; opstapelen; stapelen accumuleren; zich ophopen; zich opstapelen
juntar bijeenzamelen; opeenhopen; oppotten; sparen; vergaren; verzamelen bakstenen voegen; bij elkaar brengen; bijeen zetten; bijeenbrengen; bijeenkrijgen; concentreren; koppelen; op bankrekening zetten; paren; samenbrengen; samendoen; sparen; verbinden; verenigen; verzamelen; voegen
recoger bijeenzamelen; opeenhopen; oppotten; sparen; vergaren; verzamelen afdekken; afhalen; afhalen en meenemen; afnemen; afplukken; afruimen; bergen; betrappen; bijeen harken; bijeen scharrelen; bijeenrapen; bijeenschrapen; binnen halen; binnenbrengen; binnenhalen; geld in ontvangst nemen; incasseren; inhalen; innen; inzamelen; meenemen; naar binnen halen; oogsten; opbergen; ophalen; oppakken; oppikken; oprapen; opruimen; opsnappen; opvegen; plukken; samenpakken; samenrapen; snappen; vergaren; verzamelen; wegbergen; weghalen; wegnemen
reunir bijeenzamelen; opeenhopen; oppotten; sparen; vergaren; verzamelen bij elkaar brengen; bijeen harken; bijeen krijgen; bijeen scharrelen; bijeen zetten; bijeenbrengen; bijeenschrapen; bundelen; concentreren; herenigen; op bankrekening zetten; samenbrengen; samenpakken; samenrapen; sparen; verenigen; verzamelen; weer bijeenbrengen
OtherVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aumento sprong; stijging

Wiktionary Übersetzungen für opeenhopen:


Cross Translation:
FromToVia
opeenhopen acumular; acopiar accumuler — Accumuler
opeenhopen acopiar; acumular; amontonar; apiñar; reunir entassermettre en tas.
opeenhopen recoger ramasser — Faire un amas, un assemblage, une collection de choses.
opeenhopen coleccionar; acumular; reunir; juntar rassemblerassembler de nouveau des personnes, des bêtes ou des choses qui disperser.