Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. onbelast:


Niederländisch

Detailübersetzungen für onbelast (Niederländisch) ins Spanisch

onbelast:

onbelast Adjektiv

  1. onbelast (netto)
    neto; evidente; correcto
  2. onbelast (onbelast inkomen; niet belast; vrij van schulden)

Übersetzung Matrix für onbelast:

AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
neto netto; onbelast netto; onvermengd; onversneden; puur; zuiver
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
correcto netto; onbelast beschaafd; chic; correct; deugdzaam; eerlijk; eerzaam; elegant; esthetisch; fair; fatsoenlijk; foutloos; gepast; goed; juist; keurig; modieuze verfijning; netjes; onberispelijk; onbesproken; onvermengd; onversneden; open; oprecht; ordentelijk; perfect; precies; puur; rechtschapen; sec; smaakvol; stijlvol; terdege; verfijnd; volmaakt; wel degelijk; welgemanierd; welopgevoed; zedig; zuiver
evidente netto; onbelast 'tuurlijk; aanschouwelijk; algemeen begrijpbaar; allicht; automatisch; bevatbaar; bijgevolg; blijkbaar; direct; doorgrond; doorzien; duidelijk; dus; eenduidig; flagrant; helder; kenbaar; klaar als een klontje; klaarblijkelijk; logisch; natuurlijk; ondubbelzinnig; onmiskenbaar; onontkomelijk; overduidelijk; recht door zee; regelrecht; te kennen; uiteraard; vanzelfsprekend; zeker; zo klaar als een klontje; zonder twijfel; zonneklaar
libre de impuestos niet belast; onbelast; onbelast inkomen; vrij van schulden belastingvrij; onbezwaard
sin hipotecar niet belast; onbelast; onbelast inkomen; vrij van schulden onbezwaard

Verwandte Übersetzungen für onbelast