Niederländisch

Detailübersetzungen für minachten (Niederländisch) ins Spanisch

minachten:

Konjugationen für minachten:

o.t.t.
  1. minacht
  2. minacht
  3. minacht
  4. minachten
  5. minachten
  6. minachten
o.v.t.
  1. minachtte
  2. minachtte
  3. minachtte
  4. minachtten
  5. minachtten
  6. minachtten
v.t.t.
  1. heb geminacht
  2. hebt geminacht
  3. heeft geminacht
  4. hebben geminacht
  5. hebben geminacht
  6. hebben geminacht
v.v.t.
  1. had geminacht
  2. had geminacht
  3. had geminacht
  4. hadden geminacht
  5. hadden geminacht
  6. hadden geminacht
o.t.t.t.
  1. zal minachten
  2. zult minachten
  3. zal minachten
  4. zullen minachten
  5. zullen minachten
  6. zullen minachten
o.v.t.t.
  1. zou minachten
  2. zou minachten
  3. zou minachten
  4. zouden minachten
  5. zouden minachten
  6. zouden minachten
en verder
  1. ben geminacht
  2. bent geminacht
  3. is geminacht
  4. zijn geminacht
  5. zijn geminacht
  6. zijn geminacht
diversen
  1. minacht!
  2. minacht!
  3. geminacht
  4. minachtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für minachten:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
fastidiar treiteren
jorobar treiteren
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
achicar geringschatten; minachten; neerkijken op; verachten de kop indrukken; hozen; kleiner maken; leeghozen; minimaliseren; onderdrukken; uithoren; uitscheppen; verkleinen
denigrar geringschatten; minachten; neerkijken op; verachten denigreren; kleineren; links laten liggen; negeren
desdeñar geringschatten; minachten; neerkijken op; verachten laten passeren; links laten liggen; negeren; versmaden
desestimar geringschatten; minachten; neerkijken op; verachten afketsen; afstemmen; afwijzen; terugwijzen; verweren; verwerpen; wegstemmen
despreciar geringschatten; minachten; neerkijken op; verachten laten passeren; links laten liggen; negeren; versmaden
empequeñecer geringschatten; minachten; neerkijken op; verachten kleiner maken; minimaliseren; verkleinen
fastidiar geringschatten; minachten; neerkijken op; verachten dwarszitten; ergeren; etteren; foppen; harrewarren; in de maling nemen; irriteren; jennen; klagen; koeioneren; kwellen; lastigvallen; narren; op de zenuwen werken; op zijn hart hebben; pesten; plagen; sarren; stangen; tarten; te pakken nemen; teisteren; tergen; treiteren; uitdagen; vervelen; vervelend doen; voor de gek houden; wegpesten; zeuren; zieken
jorobar geringschatten; minachten; neerkijken op; verachten aanleiding geven tot; ophitsen; provoceren; uitdagen; uitlokken
menospreciar geringschatten; minachten; neerkijken op; verachten denigreren; kleineren; laten passeren; versmaden
subestimar geringschatten; minachten; neerkijken op; verachten
tratar con menosprecio geringschatten; minachten; neerkijken op; verachten denigreren; kleineren

Antonyme für "minachten":


Verwandte Definitionen für "minachten":

  1. op hem neerkijken, hem waardeloos vinden1
    • ik minacht iemand die steelt van anderen1

Wiktionary Übersetzungen für minachten:


Cross Translation:
FromToVia
minachten desdeñar; despreciar disdain — to regard someone with strong contempt
minachten sobreponerse flout — to express contempt for the rules by word or action
minachten despreciar; desdeñar; menospreciar scorn — to feel contempt or disdain for something or somebody
minachten desdeñar; descuidar; desatender; despreciar; aborrecer dédaignerconsidérer avec dédain.
minachten detestar; aborrecer; abominar; despreciar détester — (vieilli) maudire.
minachten despreciar; desestimar mépriser — Traductions à trier suivant le sens